Lucas 19:11-28
11 Aan de mensen die stonden te luisteren, vertelde Hij nog een gelijkenis, aangezien Hij nu dicht bij Jeruzalem was en zij dachten dat het koninkrijk van God nu spoedig zou aanbreken. 12 Hij zei: ‘Een man van voorname afkomst ging op reis naar een ver land om het koningschap in ontvangst te nemen en dan terug te keren. 13 Hij riep tien van zijn dienaren bij zich, gaf elk van hen één mine zilver en zei tegen hen: “Ga daarmee handeldrijven terwijl ik weg ben.” 14 Maar zijn landgenoten haatten hem en stuurden afgevaardigden achter hem aan met de boodschap: “We willen niet dat die man koning over ons wordt!” 15 Bij zijn terugkeer, toen hij het koningschap had ontvangen, liet hij de dienaren aan wie hij het geld had gegeven bij zich roepen om te vernemen wat ze met handeldrijven hadden verdiend. 16 De eerste kwam en zei: “Heer, uw mine zilver heeft tien mine opgeleverd.” 17 Zijn meester zei: “Voortreffelijk, je bent een goede dienaar. Omdat je betrouwbaar bent geweest in iets zeer gerings verleen ik je het bestuur over tien steden.” 18 De tweede kwam zeggen: “Uw mine, heer, heeft vijf mine opgebracht.” 19 Tegen hem zei hij: “Jij krijgt het bestuur over vijf steden.” 20 Toen kwam de derde dienaar, die zei: “Heer, hier is uw mine, die ik in een doek voor u heb bewaard. 21 Ik was bang voor u, omdat u een streng man bent die terugvordert wat hij niet heeft gestort en oogst wat hij niet heeft gezaaid.” 22 Zijn meester zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar, met je eigen woorden zal ik je veroordelen! Je wist dat ik een streng man ben en terugvorder wat ik niet heb gestort en oogst wat ik niet heb gezaaid? 23 Waarom heb je mijn geld dan niet bij de bank in bewaring gegeven? Dan had ik het bij mijn terugkeer met rente kunnen opeisen.” 24 En tegen degenen die erbij stonden zei hij: “Neem hem zijn mine af en geef die aan de knecht die er tien verworven heeft.” 25 Ze zeiden tegen hem: “Heer, hij heeft er al tien!” 26 “Ik zeg jullie: wie heeft zal nog meer krijgen; maar wie niets heeft, hem zal zelfs het laatste worden ontnomen. 27 En die vijanden van mij die niet wilden dat ik koning over hen werd, breng hen hier en dood ze voor mijn ogen.”’
28 Na deze woorden trok Jezus verder, op weg naar Jeruzalem.(NBV21)
Het grootste geschenk dat we gekregen hebben is de Liefde. Nu is het zo dat die softe Liefde gemakkelijk verwaarloosd kan worden. Wat moet je er mee zeggen veel mensen. Met Liefde wordt de wereld niet beter, mensen zijn immers boosaardig en denken alleen om zichzelf. In de verhalen van Jezus van Nazareth wordt geprobeerd ons en iedereen te overtuigen van het tegendeel. Daarom kan ook gezegd worden dat wie heeft nog meer zal krijgen. Want wie Liefde voor de naaste heeft, zal nog meer Liefde krijgen, liefde in ruil voor de liefde gegeven, maar je leert ook nog nog meer mensen lief te hebben. Want mensen zijn niet altijd boosaardig en denken alleen om zichzelf. Als we leren luisteren naar mensen en als we proberen te verstaan wat ze echt nodig hebben dan is onze liefde zeer op z’n plaats. We moeten dan wel bereid zijn om echt te delen en mensen echt een plek te geven in onze samenleving.
Het ergste wat je mensen aan kan doen is ze een aalmoes te geven. De gift die uitdrukt dat de gever rijk is en de ontvanger arm. Dat is niet delen maar dat is tot uitdrukking brengen dat je ongelijk bent. Daarom wordt in dit verhaal ook verteld dat de dienaren werken met het geld dat hun werd toevertrouwd. Natuurlijk kan de een meer verdienen dan de ander. Mensen zijn gelijkwaardig, zijn broeders en zusters, maar zijn niet gelijk. Er zijn mensen die handig zijn en er zijn mensen die slim zijn en er zijn mensen die slim en handig zijn. Er zijn mensen die lang hetzelfde kunnen volhouden en er zijn mensen die veel dingen tegelijk of kort na elkaar kunnen doen. Al die mensen zijn nodig in onze samenleving. Al die mensen kunnen elkaar aanvullen en elkaar rijker maken. Daarom is het ook onrechtvaardig als mensen hun eigen eigenschappen tot de meest belangrijke verklaren en daarvoor het grootste deel van de winst in hun zak steken.
Maar wie de Liefde ter zijde schuift en daar niets mee wil doen die wordt vanzelf boosaardig en kan niets anders meer dan alleen aan zichzelf denken. Die deelt niet, die profiteert alleen. Wees niet bang door zo iemand uitgebuit en voor de gek gehouden te worden. Als je werkelijk let op de armsten, op de minsten onder ons, dan zul je zien dat die liefdeloze mensen nooit iets voor iemand anders over hebben, nooit willen delen, geen stap voor een ander willen zetten, maar ook nooit de ander zien of horen. Doof zijn ze en blind voor wat er om hen heen met hun broeders en zusters gebeurd. Daarom kan hen zelfs het beetje liefde dat ze zouden kunnen krijgen van jou en mij worden ontnomen. Het kan ze immers gestolen worden zeggen ze zelf. Wie een schat wil hebben in het leven, wie werkelijk blijvend rijk wil worden, die werkt dag in dag uit met het grootste geschenk dat we ooit kregen, met de liefde.