2 Koningen 3:20-27
20 De volgende morgen, op het uur van het graanoffer, kwam uit de richting van Edom plotseling water opzetten, en in minder dan geen tijd stroomde de wadi vol water. 21 De Moabieten hadden gehoord dat de drie koningen tegen hen ten strijde waren getrokken, en allen die oud genoeg waren om de wapens op te nemen waren opgeroepen en aan de grens opgesteld. 22 Toen zij diezelfde morgen opstonden, kleurde het eerste zonlicht het water rood als bloed, en toen de Moabieten dat zagen 23 riepen ze uit: ‘Maar dat is bloed! De koningen zijn natuurlijk onderling slaags geraakt en nu hebben ze elkaar gedood. Eropaf, Moab, op naar de buit!’ 24 Maar toen de Moabieten bij het kamp van de Israëlieten kwamen, werden ze overrompeld. De Israëlieten joegen de Moabieten tot in hun eigen land achterna en versloegen hen. 25 Ze verwoestten de steden, gooiden de vruchtbare akkers vol met stenen, stopten alle waterbronnen dicht en velden elke vruchtboom. Ten slotte stond alleen Kir-Chareset nog overeind, maar de slingeraars omsingelden ook deze stad en begonnen haar te bekogelen. 26 Toen de koning van Moab besefte dat hij de strijd ging verliezen, probeerde hij met zevenhonderd geoefende krijgers een uitbraak te doen naar de koning van Edom, maar tevergeefs. 27 Toen nam hij zijn oudste zoon, zijn troonopvolger, en offerde hem als brandoffer op de stadsmuur. Daarop barstte er zo’n hevige toorn los tegen de Israëlieten dat ze het beleg opbraken en naar hun eigen land terugkeerden. (NBV21)
Als je de hele dag in dienst wil stellen van het delen met de naaste dat de God van Israël van je vraagt is het goed de ochtend te beginnen met een uitdrukkelijke belofte aan God. Het delen gaat immers niet zomaar en roept maar al te vaak weerstand op bij je omgeving. In Juda gebeurde dat door het brengen van een ochtendoffer. Daar werd graan geroosterd zodat de geur naar God opsteeg als teken dat je klaar stond om te delen van wat je kreeg. In het verhaal van de oorlog tegen Moab begingt juist op dat tijdstip een enorme regenbui die de meestal droge wadi in de woestijn, in gebruik als weg naar Edom, in heel korte tijd helemaal vol deed lopen. Als dan de zon net op is lijkt dat water rood, net alsof de hele wadi gevuld is met bloed.
Voor de Moabieten, de vijand in deze oorlog, kon dat bloed niet anders zijn dan het bloed van de vijand. Er waren drie koningen ten strijde getrokken tegen Moab, Juda, Israël en Edom. Die drie koningen hadden vast ruzie gekregen. Een overwinning op Moab zou een rijke buit opleveren en reken maar dat de koningen over de verdeling van de buit al bij voorbaat ruzie kregen. Op naar de vijand dus om die de laatste slag toe te brengen. Maar je moet nooit denken dat de ander denkt en doet zoals jij denkt en doet. Eerst zal er een uitwisseling moeten plaats vinden voor je snapt hoe met elkaar om te gaan en welke boodschappen eigenlijk worden uitgewisseld. De soldaten van Moab werden dan ook overrompeld door een leger dat helemaal geen onderlinge ruzie had, maar op volle sterkte zich in de vroege morgen voorbereidde op de slag die ging komen.
De oorlog was begonnen toen Moab weigerde nog langer schatplicht te voldoen aan Israël. Een schatplicht die was ingesteld door David en tot doel had om plunderingen door Moabieten te voorkomen. Als straf werd heel Moab verwoest en het land onvruchtbaar gemaakt. Bij de laatste stad gebeurde er iets gruwelijks. Om de woede van zijn god op te roepen en aan zijn volk te laten zien tot het uiterste te willen gaan offerde de Koning van Moab zijn zoon in een brandoffer. Daarmee wordt het verhaal ook een waarschuwing aan het volk Israël. De manier waarop David had geregeerd was de goede en als je dat verdedigde ging het je goed. Maar aanbidden van andere goden en het loslaten van de trouw die David had bracht je op een gevaarlijk pad. Het zou nog lang duren dat de inwoners van Juda tot in Jeruzalem toe kinderoffers brachten in een groot vuur, maar ze waren gewaarschuwd. Ze haalden zich de ballingschap op hun hals. Laten wij het houden op dat delen uit het begin van het gedeelte van vandaag. Pas door echt te delen met de minsten, een huis open te zetten voor vluchtelingen en ze niet in het gras laten slapen bijvoorbeeld maakt ons rijk, elke dag opnieuw.