Tien stammen geef Ik aan jou

1 Koningen 11:26-43

6 Een ander die tegen koning Salomo in opstand kwam, was een van zijn ondergeschikten, Jerobeam, de zoon van Nebat, een Efraïmiet uit Sereda. Zijn moeder was weduwe en heette Serua. 27 De reden waarom hij tegen de koning in opstand kwam, was de volgende. Salomo liet het Millobolwerk bouwen om de laatste bres in de Davidsburcht te dichten. 28 Jerobeam toonde zich daarbij een flinke kracht. Omdat hij Salomo opviel door het werk dat hij verzette, stelde de koning hem aan als opzichter over alle werklieden uit het gebied van de nakomelingen van Jozef. 29 Toen Jerobeam in die tijd een keer de stad uit ging, kwam hij onderweg de profeet Achia uit Silo tegen. Achia droeg een nieuwe mantel. Ze waren helemaal alleen in het open veld. 30 Achia greep zijn nieuwe mantel en scheurde hem in twaalf stukken. 31 Toen zei hij tegen Jerobeam: ‘Neem tien van deze stukken, want dit zegt de HEER, de God van Israël: Hierbij scheur Ik het koningschap van Salomo los en geef Ik jou tien stammen. 32 Eén stam zal Ik hem laten houden, omwille van mijn dienaar David en omwille van Jeruzalem, de stad die Ik uit alle steden van Israëls stammen heb uitgekozen. 33 Ik breng deze scheuring teweeg omdat ze zich neergebogen hebben voor Astarte, de godin van de Sidoniërs, voor Kemos, de god van Moab, en voor Milkom, de god van de Ammonieten. Ze zijn Mij ongehoorzaam geworden en hebben gedaan wat slecht is in mijn ogen, want ze hebben mijn voorschriften en rechtsregels niet nageleefd zoals Salomo’s vader David dat deed. 34 Toch zal Ik Salomo het koningschap niet helemaal ontnemen. Omwille van mijn dienaar David, die Ik had uitgekozen en die mijn geboden en voorschriften in acht heeft genomen, mag Salomo blijven regeren zolang hij leeft. 35 Maar zijn zoon zal Ik het koningschap ontnemen. Tien stammen geef Ik aan jou, 36 en zijn zoon zal Ik één stam laten houden, opdat er bij Mij in Jeruzalem, de stad die Ik heb uitgekozen om er mijn naam te laten wonen, altijd iemand zal zijn die het licht van het koningshuis van mijn dienaar David brandend houdt. 37 Jou zal Ik aanstellen tot koning over heel het gebied dat je verlangt. Jij zult koning van Israël zijn. 38 Als je luistert naar alles wat Ik je opdraag, Mij gehoorzaamt en doet wat goed is in mijn ogen door mijn voorschriften en geboden in acht te nemen zoals mijn dienaar David dat deed, dan zal Ik je terzijde staan en je koningshuis bestendigen, zoals Ik dat ook voor David heb gedaan. Ik zal Israël aan jou geven. 39 Zo zal Ik de nakomelingen van David vernederen, maar niet voor altijd.’ 40 Salomo wilde Jerobeam doden, daarom week Jerobeam uit naar Egypte, waar hij bij koning Sisak zijn toevlucht zocht. Hij bleef daar tot Salomo gestorven was. 41 Verdere bijzonderheden over Salomo en over zijn wijsheid zijn opgetekend in de annalen van Salomo. 42 Veertig jaar regeerde Salomo vanuit Jeruzalem over heel Israël, 43 tot hij bij zijn voorouders te ruste ging. Hij werd begraven in de Davidsburcht, en zijn zoon Rechabeam volgde hem op. (NBV21)

We komen aan het eind van het verhaal over de beroemde Koning Salomo, wijs, rijk en vrede brengend. Maar ook een eerst rijzende ster die uiteindelijk toch ook een vallende ster was. Het meedoen in afgoderij met zijn vele vrouwen kostte hem zijn afstamming als Koning uit het huis van David. Uit de geschiedenis van zijn vader David bleken toch ook een aantal vijandige volken over die het land behoorlijk veel last konden bezorgen. En vandaag lezen we over interne onvrede die zou uitmonden in vijandschap. We leren over Jerobeam, geboren uit de belangrijkste stam van het Noordrijk. Een ijverig en slim arbeider die het schopt tot opzichter over de werklieden uit Efraïm en Manasse. Hij wordt daarmee een belangrijk figuur die opkomt voor de belangen van een deel van de twaalf stammen uit Israël.

Jerobeam ging zich zo belangrijk vinden dat hij ook wel koning zou willen worden. Uiteindelijk verbond hij zich aan de profeet Achia, die we verder in de Bijbel niet kennen. Uitvoerig wordt een verhaal verteld waar de schrijver niet bij is geweest en dat alleen door Jerobeam en Achia verteld kon worden. Ze leerden elkaar in het veld kennen, waar niemand bij was. Achia droeg een nieuwe mantel en als afstammeling van Jozef maakte dat kennelijk indruk op hem. Maar Achia trok zijn mantel uit en scheurde die in twaalf stukken. Tien waren voor Jerobeam en twee waren bestemd voor Salomo en zijn opvolgers. Twee zijn Juda en Benjamin, maar Benjamin zal in het verhaal niet verder genoemd worden. De opvolgers van Salomo mogen Koning blijven van Jeruzalem. Daar zal het huis van David heersen. Maar de overige tien stammen zullen het Rijk van Israël gaan vormen.

Salomo kreeg kennelijk lucht van de plannen van Jerobeam en riep hem uit tot staatsvijand. Een vijand die gedood moest worden. Maar Jerobeam vluchtte naar Egypte. Zo wordt hij in de loop van de geschiedenis vanuit Egypte de bevrijder van Israël, net als Mozes. Maar nu zal Israël bevrijd worden van Juda, van Jeruzalem, van herendiensten en pracht en praal ten koste van de armen, de weduwen en de wezen. Hoe populair een regiem ook mag zijn, hoe schitterend ook de heerser zich mag opstellen, alle problemen weglachend. Als de zorg voor de minsten in de samenleving, de boeren, de arbeiders, de ambtenaren, de gezondheidswerkers verlaten wordt dan komt het volk in opstand. Als dan ook niet meer gezorgd wordt voor de vluchtelingen en de eerste opvang een weiland is dan kan dat regiem gemakkelijk omver geblazen worden. Het is dus ook een waarschuwing aan ons. Zo komt Salomo te sterven en wat hij verder nog heeft gedaan is voor ons niet van belang.

Plaats een reactie