1 Koningen 11:14-25
14 De HEER gaf Salomo een tegenstander: de Edomiet Hadad, een lid van het koningshuis van Edom. 15 Dat kwam zo: Toen Davids opperbevelhebber Joab tijdens de veldtocht tegen Edom de gesneuvelden ging begraven, had hij daar alles wat mannelijk was gedood. 16 Zes maanden was Joab met het leger in Edom gebleven, tot hij er alles wat mannelijk was had uitgeroeid. 17 Hadad, die toen nog heel jong was, was met enkele Edomieten, hovelingen van zijn vader, ontkomen. 18 Via Midjan en Paran, van waar ze een aantal mannen meenamen, vluchtte hij naar Egypte, waar de farao, de koning van Egypte, hem onderdak verschafte. Hij beloofde hem voedsel en gaf hem land. 19 De farao raakte zo op Hadad gesteld dat hij hem de zus van zijn gemalin Tachpenes ten huwelijk gaf. 20 Deze zus van Tachpenes baarde hem een zoon, Genubat. Nadat hij van de borst genomen was, werd de jongen door de vorstin persoonlijk in het paleis grootgebracht, samen met de zonen van de farao. 21 Toen Hadad in Egypte vernam dat David bij zijn voorouders te ruste was gegaan en dat opperbevelhebber Joab dood was, vroeg hij aan de farao verlof om naar zijn land terug te keren. 22 ‘Wat kom je bij mij tekort, dat je zo opeens naar je eigen land wilt terugkeren?’ vroeg de farao. ‘Niets,’ antwoordde Hadad, ‘maar laat me alstublieft toch gaan.’ 23 God gaf Salomo nog een tegenstander: Rezon, de zoon van Eljada. Deze was weggelopen van zijn heer, koning Hadadezer van Soba, 24 toen David Hadadezer en de zijnen een bloedige nederlaag toebracht. Rezon had een groep mannen om zich heen verzameld en was met zijn bende naar Damascus gegaan, waar ze zich vestigden en heersten als koningen. 25 Zolang Salomo leefde, was Rezon een vijand van Israël. Net als Hadad bracht hij het land veel schade toe, want hij had een afkeer van Israël. Hij heerste als koning over Aram.(NBV21)
Is het Salomo nu gelukt met al zijn buurvolken de vrede te bewaren? Uit het gedeelte dat we vandaag hebben gelezen zouden we de indruk kunnen krijgen van niet. Ondanks het stallen van paarden in de steden die een garnizoen hadden om de vrede te handhaven zijn er twee tegenstanders die hier worden genoemd. De Koning van Edom in het zuiden en de Koning van Aram in het Noorden. Beiden hebben een geschiedenis die reden geeft om Israël als vijand te zien. Maar ligt dat aan Salomo? Die twee koningen komen in de Bijbel verder nergens meer voor. Maar er is ook sprake van God en die komt in de hele Bijbel voor. Het is dus wellicht een verhaal dat meer gaat over God dan over Salomo.
Het verhaal van Salomo in de Bijbel lijkt wel van hoog naar laag te gaan. Salomo werd met moeite koning maar toen hij dat eenmaal was stelde hij zich met hart en ziel in dienst van de God van Israël. Hij had God gevraagd om Wijsheid en kreeg als beloning voor die vraag ook rijkdom en een lang leven. Hij mocht ook de Tempel van God bouwen. Maar met die bouw begon het. De bouw had vele, vele jaren geduurd en af en toe leek de bouw van een paleis belangrijker dan de bouw van het huis van God. De vrede die Salomo nastreefde leverde hem een zeer uitgebreide Harem op. Toen hij ook mee ging doen aan de afgoderij van zijn vele vrouwen was de maat vol. Aan het eind van de regering van Salomo zou ook het einde komen van het Koningshuis David.
Nu geeft God ook vijanden. Griekse vertalingen gebruiken hier ook wel het woord Satan, tegenstander, maar ook verwarrer. En die Satan komt meer voor in de Bijbel. Salomo was de koning van de wijsheidsliteratuur en daar hoort ook het verhaal over Job bij. God gaf aan Satan toestemming om Job in zijn geloof te beproeven. In het verhaal van vandaag geeft God aan Salomo satans die hem beproeven. Er zijn mensen die zeggen dat als je eenmaal in God geloofd, als je eenmaal een persoonlijke relatie met Jezus hebt al je problemen verdwijnen. Nu, Salomo ontmoette God, had een persoonlijke relatie met God. En waren zijn problemen verdwenen? Zeker niet, zelfs zijn Wijsheid hielp hem niks. Jezus waarschuwde zijn leerlingen dat zij vervolgd, gemarteld en bespot zouden worden. God geeft geen gemakkelijk leven. God jaagt je op om de minsten te helpen. Kijk maar eens in het gras bij je gemeente of men gezinnen in het gras laat slapen. Zo lezen we dit verhaal toch heel anders.