1 Koningen 8:22-32
22 Toen wendde Salomo zich naar het altaar van de HEER, ten aanschouwen van de verzamelde Israëlieten, hief zijn handen ten hemel 23 en zei: ‘HEER, God van Israël, er is geen god zoals U, noch boven in de hemel, noch beneden op de aarde. U houdt u aan het verbond en blijft trouw aan uw dienaren die U met heel hun hart toegewijd zijn. 24 U hebt u gehouden aan wat U uw dienaar, mijn vader David, hebt beloofd. U hebt het niet bij woorden gelaten, maar U bent vandaag uw belofte daadwerkelijk nagekomen. 25 Daarom vraag ik U, HEER, God van Israël, of U zich ook wilt blijven houden aan wat U uw dienaar, mijn vader David, hebt beloofd, namelijk dat U zijn nakomelingen de troon van Israël nooit zult ontzeggen, zolang wij tenminste op het rechte pad blijven door U toegewijd te zijn, zoals ook hij U toegewijd was. 26 Welnu, God van Israël, moge de belofte die U uw dienaar, mijn vader David, hebt gedaan, bewaarheid worden. 27 Zou God werkelijk op aarde kunnen wonen? Zelfs de hoogste hemel kan U niet bevatten, laat staan dit huis, dat ik voor U heb gebouwd. 28 HEER, mijn God, hoor het smeekgebed van uw dienaar aan en luister naar de verzuchtingen die ik vandaag tot U richt. 29 Wees dag en nacht opmerkzaam op wat er gebeurt in deze tempel, de plaats waarvan U zelf hebt gezegd dat daar uw naam zal wonen, en verhoor het gebed dat ik naar deze tempel richt. 30 Luister naar de smeekbeden die uw dienaar en uw volk Israël naar deze tempel richten, luister naar ons vanuit de hemel, uw woonplaats, luister en schenk ons vergeving. 31 Wanneer iemand een ander kwaad heeft gedaan en deze van hem eist dat hij een vervloeking over zichzelf uitspreekt, en wanneer hij dan naar uw altaar in deze tempel komt om zichzelf te vervloeken, 32 luister dan vanuit de hemel en grijp in. Spreek recht over uw dienaren, verklaar de boosdoener schuldig en geef hem zijn verdiende straf, maar spreek de onschuldige vrij en herstel hem in zijn recht. (NBV21)
Vandaag lezen we een gebed. Het langste gebed dat er in de Hebreeuwse Bijbel te vinden is. Het moet dus ook wel een belangrijk gebed zijn. Het wordt dan ook door de Koning uitgesproken in de Tempel van de God van Israël, de centrale plaats om die God te aanbidden. In dit gebed probeert Salomo onder woorden te brengen wat er nu van de Tempel verwacht mag worden. Die richtlijnen voor de menselijke samenleving, de leer van Mozes is duidelijk niet beperkt tot een centrale plaats van ontmoeting met de Eeuwige. De richtlijnen bestudeer je, die spijker je aan de deur en je draagt ze op je arm gebonden.
Maar die richtlijnen gaan er ook van uit dat je fouten kunt maken. Dat hoort natuurlijk niet maar het is in het dagelijks leven onvermijdbaar. Als je die fouten herkent, of er op gewezen wordt, dat zul je ze voortaan vermijden. Maar als je fouten gemaakt hebt met de richtlijnen voor de menselijke samenleving dan heb je ook een stukje verbond met de God van Israël gebroken en zul je moeten laten zien dat je dat weer goed wil maken. Dat kan in de Tempel, daar kun je een offer brengen, een deel van je bezit delen met degene die je dat bezit heeft geschonken en Salomo vraagt daar de hulp van God bij.
Salomo gooit geen problemen over de schutting bij God. Misoogsten, droogte, dreiging van oorlog daar moet je zelf oplossingen voor zoeken, de leer van Mozes geeft daarvoor veel aanknopingspunten. Maar als er macht over mensen worden uitgeoefend dan kan het verkeerd gaan. Dan kan de machtige de zwakke aan zich binden door deze een fout aan te praten. In sommige kerken ben je altijd zondaar en kan de voorganger alleen je daarvoor veroordelen. Salomo vraagt God om in de Tempel recht te doen aan mensen. Daar is er maar één machtig, God zelf, en God kan recht spreken over mensen en mensen tot hun recht laten komen. Als je wat fout doet dan weet je dat best. Een fout laten aanpraten is een aanslag op jouw integriteit. Oordeel dus niet over een ander, en veroordeel al helemaal niet. Volgens Lucas heeft Jezus dat zo gezegd.