1 Koningen 6:1-18
1 In het vierhonderdtachtigste jaar na de uittocht van de Israëlieten uit Egypte, in het vierde jaar van zijn regering over Israël, in de maand ziw, de tweede maand, begon koning Salomo met de bouw van de tempel. 2 De tempel die Salomo voor de HEER bouwde was zestig el lang, twintig el breed en dertig el hoog. 3 De voorhal voor de grote zaal was twintig el breed – hij besloeg dus de hele breedte van het gebouw – en tien el diep. 4 Salomo voorzag de tempel van vensters met kozijnen en traliewerk. 5 Rondom de tempel, dat wil zeggen langs de gevels van de grote zaal en de achterste zaal, liet hij een galerij met verdiepingen aanbrengen. 6 De onderste galerij was vijf el breed, de middelste zes el en de bovenste zeven el. Dat kwam doordat de muren van de tempel aan de buitenkant insprongen omdat hij er geen steunpunten in wilde uithakken. 7 (Bij de bouw van de tempel werden alleen stenen gebruikt die al in de groeve waren afgewerkt; in de tempel was tijdens de bouw geen enkel geluid van hamers, houwelen of andere ijzeren gereedschappen te horen.) 8 In de zuidvleugel van de tempel bevond zich de toegang tot de onderste galerij; via trappen kwam men op de middelste en de bovenste verdieping. 9 Toen de muren van de tempel voltooid waren, liet hij een dak aanbrengen van balken en panelen van cederhout. 10 De galerij, waarvan de verdiepingen vijf el hoog waren, was aan de tempel bevestigd met balken van cederhout. 11 Toen sprak de HEER tot Salomo: 12 ‘Jij bouwt nu dit huis. Welnu, als jij je aan mijn voorschriften houdt, mijn rechtsregels volgt en mijn geboden strikt naleeft, zal Ik nakomen wat Ik je vader David met betrekking tot jou heb beloofd. 13 Ik zal te midden van de Israëlieten komen wonen en mijn volk Israël niet in de steek laten.’ 14 Toen de bouw van de tempel voltooid was, 15 liet Salomo de binnenkant van de wanden betimmeren met cederhout; hij bracht houten beschot aan van de vloer tot aan het plafond. De vloer werd belegd met planken van cipressenhout. 16 Twintig el voor de achtermuur liet hij van cederhouten planken een wand optrekken vanaf de vloer tot aan het plafond. Zo ontstond de achterste zaal van de tempel: het allerheiligste. 17 De ruimte ervoor, de grote zaal, was dus veertig el diep. 18 Het cederhout waarmee de tempel vanbinnen was afgewerkt, was versierd met houtsnijwerk van kolokwinten en bloemenranken. Alles was van cederhout; van de stenen was niets meer te zien. (NBV21)
Nadat er 12 generaties van 40 jaren sinds de uittocht uit Egypte waren verlopen begon Koning Salomo van Israël in Jeruzalem een eigen huis voor de God van Israël te bouwen. Niet langer een draagbare Tent maar een vast huis in hart van de Koningsstad in het hart van het leven in het land. De vertaling spreekt van tempel. Maar eigenlijk staat er ook “huis voor de HEER”, waarbij dat HEER de menselijke weergave is van de naam van God. Dit huis moet zeer uitdrukkelijk een aanspraakplaats voor het volk worden. Een plaats waar het volk laat zien de regels voor de menselijke samenleving in acht te zullen nemen. Daar zal duidelijk worden dat aan elk mens recht gedaan wordt en met name de zwakken, de armen, de weduwen en de wees tot hun recht kunnen komen. Dan is zichtbaar dat daar de God van Israël thuis is. Daarop kan die God zijn volk aanspreken.
Mozes kreeg bij de oprichting van de Tent der Ontmoeting zeer nauwkeurige voorschriften over de inrichting van de Tent. Ook Ezechiël kreeg in zijn visioen over de Tempel heel uitdrukkelijk de maten en de inrichting te horen. Ook Salomo heeft een zeer genuanceerd bouw en inrichtingsplan voor de Tempel. Een visuele indruk van deze voorschriften kun je zien in het model van de tempel zoals die ten toon is gesteld in het Bijbels museum in Amsterdam. Een museum dat het bezoeken zeker waard is deze zomer. Kern van het bouwplan zijn de twee zalen die alleen te betreden zijn door daarvoor uitzonderlijk aangestelde personen, afstammelingen van de broer van Mozes, Aäron. Deze Aäron was de eerste Hogepriester en zijn zonen waren de eerste Priesters.
Er ontstonden twee zalen in de Tempel waarvan de muren bedekt waren met cederhout, gekapt uit de bomen van de Libanon, het mooiste en meest kostbare hout uit die tijd. Je zou denken dat iedereen zeer onder de indruk zou komen als je dat zou zien. Maar niemand dan Priesters mochten hier binnentreden en in het allerheiligste zelfs alleen de Hogepriester. Het ontmoeten van de God van Israël is niet zomaar een koffie uurtje. De verborgenheid van die God wordt niet opgeheven door het hebben van een eigen huis. De grootheid en de onvoorstelbaarheid van die God wordt door de bouw en de inrichting van zijn huis duidelijk gemaakt. Die God is hoog verheven, ver weg dus, maar wil gelijk zo dicht bij de mensen zijn. Wij ontmoeten onze God in het binnenste van onze binnenkamer. Ook die mogen we rein houden. Ook daar zullen de regels voor de menselijke samenleving in gebeiteld staan. Als we met God op de koffie denken te kunnen dat komen we pas echt op de koffie.