Psalm 15
1 Een psalm van David. HEER, wie mag gast zijn in uw tent, wie mag wonen op uw heilige berg? 2 Wie de volmaakte weg gaat en doet wat goed is, wie oprecht de waarheid spreekt. 3 Hij doet aan lasterpraat niet mee, hij benadeelt een ander niet en drijft niet de spot met zijn naaste. 4 Hij veracht wie geen achting waard is, maar eert wie ontzag heeft voor de HEER. Zijn eed breekt hij niet, al brengt het hem nadeel, 5 voor een lening vraagt hij geen rente, hij verraadt geen onschuldigen voor geld. Wie zo doet, komt nooit ten val. (NBV21)
Op deze zonnige zondag zingen we mee met Psalm 15. Een korte psalm over de vraag wie nu eigenlijk hoort bij het verhaal van Israel, wie de richtlijnen voor de menswaardige samenleving die het volk in de woestijn ontving realiseert. We zingen dit vandaag omdat je ook midden in de zomer herinnert mag worden aan waar het in het leven eigenlijk om draait. Niks moet en alles mag, zo worden soms ook vakanties gevierd. Maar psalm 15 roept je terug naar de werkelijkheid en zet je weer met beide voeten op de grond. Dat is overigens niks ernstigs, het is ook niet zwaar. De Psalm spreekt jou aan en herinnert je aan wat de Joden “de vreugde van de wet” noemen. Het gaat immers om de richtlijnen voor de menselijke samenleving. Je hoeft een ander niet te veroordelen om wat die doet maar je mag de waarheid over je eigen gevoel vertellen. Wanneer voel jij de pijn als een ander iemand leed toevoegd, je mag de naaste van die ander zijn.
Christenen doen aan lasterpraat niet mee. Dat gaat verder dan de mond houden. Voor Christenen telt elk mens mee en de ene mens doet meer goed dan de andere maar het gaat er om elk mens op te roepen het goede te doen. Het goede doen voor mensen is van een ander houden als van jezelf. In de Bijbel wordt dan het huwelijk als voorbeeld gebruikt voor een liefde tussen twee mensen die net zo groot en weldadig kan zijn als de liefde tussen God en de mensen. Christenen worden daarom in deze Psalm opgeroepen niet te oordelen over de wijze waarop mensen van elkaar kunnen houden maar een voorbeeld te nemen aan de liefde en trouw die ook niet heteroseksueel georiënteerden mensen kunnen laten zien. En ook daar gaat het net zo vaak mis als onder mannen en vrouwen die met elkaar trouwen en waarvan het grootste deel uiteindelijk weer gaat scheiden.
Deze psalm maakt het ons niet gemakkelijk. We bestrijden dus lasterpraat. We bestrijden dus ook bespotting van hen die anders doen als wijzelf. De cartoons tegen de Islam worden dus net zo veracht als de tekenaars zelf de anderen verachten. Cartoons die ons onze gewoonten als een spiegel voorhouden worden daarentegen wel weer gewaardeerd. De psalm maakt het ons ook op een ander gebied niet gemakkelijk. Wie goed doet vraagt geen rente. In de Islam heet dat Halal lenen. Het Christendom heeft deze richtlijn voor de menselijke samenleving niet overgenomen. Wij kunnen mensen eindeloos verleiden om leningen af te sluiten om mee te kunnen blijven doen met de samenleving van het nieuwste de beste. Leningen met hoge renten die mensen diep in de problemen kunnen brengen. We zijn samen verantwoordelijk voor de regels die dit mogelijk maken. De bankiers belasteren en beschuldigen van hebberigheid is er volgens deze Psalm niet bij, we zouden voorbij zien aan onze eigen hebberigheid. Geen wonder dat de Psalmdichter begint met de vraag wat je moet doen om bij dat volk van God te horen. Aan het antwoord moeten we elke dag werken, ook vandaag weer.