1 Koningen 3:1-15
1 Door de dochter van de farao tot vrouw te nemen, werd Salomo de schoonzoon van de koning van Egypte. Hij liet haar in de Davidsburcht wonen, totdat hij gereed was met de bouw van zijn paleis, de tempel van de HEER en de muur rondom Jeruzalem. 2 Omdat er in die tijd nog geen tempel was gebouwd voor de naam van de HEER, bleef het volk zijn offers brengen op de offerplaatsen. 3 Salomo zelf toonde zijn liefde voor de HEER door te handelen naar wat zijn vader David hem had voorgehouden, maar ook hij bracht zijn offers en brandde wierook op de offerplaatsen. 4 Zo ging de koning op een keer naar Gibeon, de belangrijkste offerhoogte van het land, om er te offeren. Wel duizend dieren droeg hij daar op het altaar als brandoffer op. 5 Die nacht verscheen de HEER hem daar in een droom. ‘Vraag wat je wilt,’ zei God, ‘Ik zal het je geven.’ 6 Salomo antwoordde: ‘U bent uw dienaar, mijn vader David, altijd goedgezind geweest, omdat hij U trouw toegewijd was en steeds eerlijk en oprecht was tegenover U. U hebt hem een grote gunst bewezen door hem een zoon te geven die nu op zijn troon zit. 7 U, HEER, mijn God, hebt mij als opvolger van mijn vader David als koning aangesteld. Maar ik ben nog zo jong en ik heb geen ervaring. 8 Ik sta nu voor de taak uw uitverkoren volk te leiden, een volk zo talrijk dat het niet te tellen is. 9 Schenk uw dienaar een opmerkzame geest, zodat ik uw volk kan besturen en onderscheid kan maken tussen goed en kwaad. Want hoe zou ik anders recht kunnen spreken over dit immense volk van U?’ 10 Het beviel de Heer dat Salomo juist hierom vroeg, 11 en Hij zei tegen hem: ‘Omdat je hierom vraagt – niet om een lang leven of grote rijkdom of de dood van je vijanden, maar om het vermogen om te luisteren en te onderscheiden tussen recht en onrecht – 12 zal Ik je wens vervullen. Ik zal je zo veel wijsheid en onderscheidingsvermogen schenken dat je iedereen vóór jou en na jou overtreft. 13 Ook waar je niet om gevraagd hebt zal Ik je geven: zo veel rijkdom en roem dat geen enkele andere koning je tijdens je leven zal evenaren. 14 En als je Mij gehoorzaamt en je houdt aan mijn bepalingen en geboden, zoals je vader David dat deed, zal Ik je een lang leven schenken.’ 15 Toen Salomo wakker werd, besefte hij dat hij een droom had gehad. Bij zijn terugkomst in Jeruzalem ging hij naar de ark van het verbond met de Heer, waar hij brandoffers en vredeoffers bracht. Hij nodigde al zijn hovelingen voor het feestmaal uit. (NBV21)
De regering van Salomo kan nu echt beginnen. De mogelijke tegenstanders zijn opgeruimd en niets staat de Koning in de weg om de vredevorst te worden die Israël nodig heeft en die haar God heeft beloofd. De eerste daad van Salomo die in de Bijbel wordt vermeld is een huwelijk. Een huwelijk met een prinses uit het land van dood, Egypte. En uit Egypte was het volk bevrijd van de slavernij. De leer van Mozes zegt dan ook uitdrukkelijk dat je niet moet terugkeren naar Egypte. Maar Salomo wil vrede en vrede krijg je als je vrienden wordt met de grootmachten in de wereld. De prinses mag in het huis van Salomo wonen. Het was de eerste dus het kon nog. Het paleis van Salomo moest nog worden gebouwd en daarna de Tempel ook. In die volgorde.
Godsdienstig bleef Salomo voorlopig bij de vertrouwde gewoonten van het volk. Iedere stam, iedere stad, iedere streek had haar eigen plaatsen voor gebed. In het boek Rechters staan een paar aardige voorbeelden daarvan. Gideon had een dergelijke plaats van aanbidding bij zich thuis, David had de oude tent der ontmoeting, die nog uit de woestijn stamde naar Jereuzalem laten overbrengen. Maar een Koning die centralistisch en dus absolutistisch wordt heeft meestal meer problemen dan succes. Ook bij ons zie je vaak spanningen tussen gemeenten, provincies en het het rijksbestuur. Die zijn niet altijd gemakkelijk oplosbaar. Die decentrale aanpak van Salomo sprak God kennelijk wel aan. Journalisten uit die tijd tekenden een visioen op waar Salomo aan God mocht vragen wat hij wilde en omdat hij koos voor wijsheid kreeg hij ook rijkdom en een lang leven.
De keuze voor wijsheid klinkt wel mooi maar is ook gevaarlijk. Salomo wil de kennis van goed en kwaad om goed recht te kunnen spreken. Maar God had de mens juist die kennis verboden omdat, zoals de slang had gezegd, de mens geen god moet worden. Zou Salomo wegen vinden om mensen tot hun recht te laten komen zonder over de persoon te moeten oordelen?
Wij zien daar graag van af. Wij stoppen graag mensen in hokjes, plakken etiketten op, zodat we weten of we met goede of slechte mensen te maken hebben. Maar zijn er slechte mensen? Of zijn er mensen die door wat dan ook zo beschadigd zijn dat ze een gevaar zijn gaan worden voor zichzelf en de medemensen. Soms vinden we kwade dingen wel leuk. Kinderen die iets stelen uit een winkel worden vaak niet bestraft omdat het wel leuk is. Als we slechte handelingen, zoals in jeugdzorg, ook werkelijk bestrijden dan verminderen we misschien het aantal blijvend beschadigde mensen. Wij oordelen niet, we houden van, zei Jezus later.