1 Koningen 1:22-40
22 Terwijl Batseba met de koning sprak, kwam de profeet Natan zijn opwachting maken. 23 Men kondigde de koning aan: ‘Natan de profeet!’ Natan liep op de koning toe, boog diep voorover 24 en vroeg: ‘Mijn heer en koning, hebt u bevolen: “Adonia zal koning zijn na mij, en hij zal op mijn troon zitten”? 25 Adonia is vandaag namelijk naar de Rogelbron gegaan om een offerfeest te houden. Hij heeft een stier en een groot aantal vetgemeste schapen en geiten geslacht. Alle koningszonen heeft hij uitgenodigd, en ook de bevelhebbers en de priester Abjatar. Nu zijn zij allen met hem aan het eten en drinken, en ze roepen: “Leve koning Adonia!” 26 Maar mij, uw dienaar, heeft hij niet uitgenodigd, evenmin als de priester Sadok, Benaja, de zoon van Jojada, en uw dienaar Salomo. 27 Als dit van u is uitgegaan, mijn heer en koning, waarom hebt u mij dan niet laten weten wie er na u op uw troon zou zitten?’ 28 Koning David nam het woord en beval: ‘Laat Batseba hier komen.’ Batseba liep op de koning toe en ging voor hem staan, 29 en de koning zwoer: ‘Zo waar de HEER leeft, die mij steeds uit de nood heeft gered, 30 vandaag zal ik doen wat ik je bij de HEER, de God van Israël, gezworen heb: je zoon Salomo zal na mij koning zijn, en hij zal in mijn plaats op mijn troon zitten.’ 31 Batseba knielde neer, boog diep voorover en zei: ‘Moge mijn heer, koning David, leven tot in eeuwigheid.’ 32 Toen beval koning David: ‘Laat de priester Sadok, de profeet Natan en Benaja, de zoon van Jojada, hier komen.’ Zij kwamen naar de koning toe 33 en deze zei: ‘Roep mijn hovelingen bijeen, laat mijn zoon Salomo op mijn eigen muildier rijden en begeleid hem naar de Gichonbron. 34 Daar moeten de priester Sadok en de profeet Natan hem zalven tot koning van Israël. Blaas vervolgens op de ramshoorn en roep: “Leve koning Salomo!” 35 Trek dan in zijn gevolg de stad weer binnen. Als hij hier aangekomen is, zal hij plaatsnemen op mijn troon en in mijn plaats koning zijn. Hem wijs ik aan als vorst over Israël en Juda.’ 36 Benaja antwoordde de koning: ‘Zo zij het! Moge de HEER, de God van mijn heer en koning, uw woorden bekrachtigen. 37 Moge de HEER Salomo terzijde staan zoals Hij mijn heer en koning terzijde heeft gestaan, en moge Hij zijn troon nog machtiger maken dan de troon van mijn heer, koning David.’ 38 De priester Sadok, de profeet Natan en Benaja met de Keretieten en Peletieten begeleidden Salomo, die op het muildier van koning David reed, naar de Gichonbron. 39 De priester Sadok nam de hoorn met olie, die hij uit het heiligdom had meegenomen, en zalfde Salomo. Toen werd er op de ramshoorn geblazen en iedereen riep: ‘Leve koning Salomo!’ 40 De hele menigte volgde hem terug naar het paleis. Ze bliezen op schalmeien en juichten zo luid, dat de aarde ervan dreunde.(NBV21)
Pracht en praal tekenen in onze wereld de Koning. We hebben het nog een aantal jaren geleden kunnen meemaken. Herauten, militairen in galauniformen, prinsen en prinsessen overal vandaan, tekenden de verheffing van de kroonprins tot Koning. Zo had ook Adonia het georganiseerd. Eerst had hij een escorte gevormd van ruiters en paarden, van soldaten voor hem uit en achter hem aan en toen had hij alle belangrijke mensen uitgenodigd voor een offermaaltijd. Vooral die mensen die zich in de steek gelaten hadden gevoeld door David, de oude koning die rillend op zijn bed lag verwarmt door Abisag de schone. Maar zelfverheffing maakt iemand nog geen koning. Een koning wordt je pas bij de dood van de vorige Koning of wanneer de vorige Koning afstand doet ten gunste van jou. Dat was al zo in de dagen van Adonia. Daarom smeedden de Davidgetrouwe hovelingen een plan. Zij hadden er soms ook persoonlijk belang bij.
Batseba was al eens een echtgenoot en een kind kwijtgeraakt en was door de begeerte van David aan het hof gekomen, ze had een zoon gekregen die van de profeet de naam Jedidja had gekregen, geliefde zoon van God. Van zijn vader David kreeg hij de naam Vredevorst, Salomo. Het kon toch niet anders dan deze zoon was vanaf zijn geboorte bestemd om de opvolger van David te worden? Batseba en een aantal hovelingen brachten daarom een bezoek aan David en terwijl zij daar waren werd de profeet Natan aangediend. Die herinnerde David aan zijn belofte en ook Batseba bevestigde nog eens wat David van plan was geweest. En zo kon ook Salomo tot Koning gezalfd worden. Niet bij het Heiligdom, de Tent der ontmoeting, niet in het Paleis van David, maar bij de Gichonbron, een bron in de stad. Wij zouden bijna zeggen de Koning werd gezalfd bij de dorpspomp.
Daar waar mensen elke dag bij elkaar kwamen om water te halen, zonder water immers geen leven. Niks niet met een overmacht aan vertoon van soldaten, niks niet met een maaltijd alleen voor belangrijke personen, maar temidden van de burgers van het Rijk werd Salomo gezalfd. En toen de muziek klonk, de ramshoorn het verzamelen blies, riep iedereen “Leve Koning Salomo” en de trompetten klonken en iedereen juichte zo luid dat de aarde er van dreunde. Ook voor ons dient de Koning dus niet bij alle pracht en praal te vinden te zijn maar bij de dorpspomp, bij de gewone mensen met hun dagelijkse problemen, met hun zwoegen en slaven voor het dagelijks brood. Ooit werd tegen Jezus van Nazareth., zoon van David, gezegd dat hij de geliefde zoon van God was, hij leerde ons altijd, dag in dag uit, aandacht te schenken aan de minsten, zodat we een volk van Koningen en Priesters zouden worden. Het kan nog steeds, elke dag weer, ook vandaag.