1 Koningen 1:1-21
1 Koning David was op hoge leeftijd gekomen. Hoewel men hem met dekens toedekte, kon hij het niet meer warm krijgen. 2 Zijn hovelingen zeiden tegen hem: ‘Laat ons een jong meisje voor u zoeken, mijn heer en koning, dat u gezelschap kan houden en verzorgen. Laat haar in uw schoot slapen, dan zult u weer warm worden.’ 3 Ze gingen overal in Israël op zoek naar een mooi meisje, en de keus viel op Abisag uit de stad Sunem. Haar brachten ze bij de koning. 4 Ze was werkelijk bijzonder mooi. Ze verzorgde de koning en bediende hem, maar de koning had geen gemeenschap met haar. 5 Intussen liet Adonia, een zoon van David en Chaggit, zich erop voorstaan dat hij koning zou worden. Hij schafte zich wagens en paarden aan en nam een escorte van vijftig man in dienst. 6 Zijn vader viel hem toch nooit lastig met vragen over zijn doen en laten. Hij volgde in leeftijd op zijn halfbroer Absalom en was net als hij heel knap om te zien. 7 Hij verzekerde zich van de steun van Joab, de zoon van Seruja, en de priester Abjatar, 8 maar de priester Sadok, Benaja, de zoon van Jojada, en de profeet Natan steunden Adonia niet, evenmin als Simi, Reï en Davids helden. 9 Adonia hield een offerfeest in de buurt van de Slangensteen, bij de Rogelbron, waar hij vetgemeste schapen, geiten en runderen slachtte. Daarbij had hij al zijn broers, de koningszonen, en alle Judeeërs in dienst van de koning uitgenodigd. 10 Maar de profeet Natan, Benaja en Davids helden had hij niet uitgenodigd, en zijn broer Salomo ook niet. 11 Natan zei tegen Batseba, de moeder van Salomo: ‘Hebt u het gehoord? Adonia, de zoon van Chaggit, is buiten medeweten van onze heer David tot koning uitgeroepen. 12 Laat mij u raad geven: stel uw leven en dat van uw zoon Salomo in veiligheid! 13 Ga naar koning David en zeg hem: “Hebt u, mijn heer en koning, mij niet zelf gezworen dat mijn zoon Salomo na u koning zou zijn, en dat hij op uw troon zou zitten? Waarom is Adonia dan koning geworden?” 14 Terwijl u met de koning spreekt, zal ik binnenkomen en uw woorden aanvullen.’ 15 Batseba ging het vertrek binnen waar de oude koning werd verzorgd door Abisag uit Sunem. 16 Ze knielde voor de koning neer en boog diep voorover, en hij vroeg haar wat ze wenste. 17 ‘Mijn heer,’ antwoordde ze, ‘u hebt me bij de HEER, uw God gezworen: “Jouw zoon Salomo zal na mij koning zijn, en hij zal op mijn troon zitten.” 18 Maar nu is buiten uw medeweten Adonia tot koning uitgeroepen. 19 Hij heeft een offerfeest gehouden en een stier en een groot aantal vetgemeste schapen en geiten geslacht. Alle koningszonen heeft hij uitgenodigd, en ook de priester Abjatar en opperbevelhebber Joab, maar uw dienaar Salomo niet. 20 Nu, mijn heer en koning, zijn de ogen van heel Israël op u gericht. Van u wil men horen wie er na u op uw troon zal zitten. 21 Anders zullen mijn zoon Salomo en ik na uw dood van hoogverraad beschuldigd worden.’ (NBV21)
Vandaag beginnen we te lezen in het eerste boek Koningen. Oorspronkelijk hoorde het eerste en tweede boek Koningen bij elkaar. Samen met het eerste en tweede boek Samuël vormden ze een geheel. De vier boeken zijn zelfs wel eens samen verschenen. Maar doordat de rollen waarop de boeken werden overgeschreven een vastgestelde lengte hadden ontstonden de verschillende delen. Ze horen echter wel degelijk bij elkaar. Net zo min als het eerste en tweede boek Samuël zijn het eerste en tweede boek Koningen echte geschiedenis boeken. Zelfs de geschiedenis van de verschillende koningen is kennelijk niet zo belangrijk. Soms wordt aan Koningen die lang hebben geregeerd maar heel weinig aandacht besteed terwijl over Koningen met wie het snel afgelopen was uitgebreid wordt verteld. Het gaat ook hier om de boodschap die in het verhaal ligt opgesloten. En die boodschap is het antwoord op de vraag hoe het zal aflopen met Koninkrijken die het niet nauw nemen met de godsdienst voor de God van Israël.
We beginnen vandaag met het verhaal dat het slot zou hebben kunnen vormen van het tweede boek Samuël. Het einde van Koning David. Die werd oud en koud, van deze Koning ging geen warmte meer uit en dat vormde een probleem. Een probleem dat niet eenvoudig was op te lossen. Alle vertalers in de geschiedenis kiezen dan voor de vertaling waarin voor de Koning een meisje werd gezocht dat hij als kruik kon gebruiken, veel meer gebeurde er niet met Abisag. Maar de laatste jaren heeft met zich gerealiseerd dat in de verhalen over Kanaän ook jonge meisjes voorkomen die een speciale hoffunctie als wijze vervulden. En aangezien het Hebreeuws geen klinkers kent zou een vertaling in die richting ook mogelijk zijn. Dan regeert de oude Koning misschien niet helemaal meer zelf, maar is er een wijsheid in de buurt die de Koning de beste besluiten influistert.
En de Koning heeft die wijze besluiten nodig. Hij had aan Batseba beloofd dat haar zoon Salomo koning zou worden. Niet de oudste zoon, niet de prins die met kop en schouders boven iedereen uitstak maar de jongste zoon, de prins met de meest dubieuze afkomst moest de nieuwe Koning worden. De eerste is in de Bijbel maar heel zelden de beste. Het was Adonia die nog een keer zou laten zien hoe het bedoeld was. Hij was de vierde zoon van David die in Hebron was geboren, zijn broers waren gestorven en nu was hij aan de beurt, vond hij zelf. Net als Absalom voor hem probeerde ook hij het volk en haar leiders voor zich te winnen. Maar Batseba en de profeet Natan en de belangrijkste priesters steunden Adonia niet. Adonia had hen, evenmin als Salomo, uitgenodigd voor zijn Koningsmaal. Batseba melde het bij David. Weer waarschuwt de Bijbel ook ons geen genoegen te nemen met de eerste de beste, met de mooiste prater, de organisator van de mooiste feesten. Let op de minsten, let op de gevolgen voor de achtergestelden en de onderliggenden in de samenleving als het gaat om het kiezen van het bestuur. Dat kunnen we dag in dag uit doen door het bestuur er op aan te spreken. Dat kan elke dag, ook vandaag weer.