Johannes 12:20-36
20 Nu was er ook een aantal Grieken naar het feest gekomen om God te aanbidden. 21 Zij gingen naar Filippus uit Betsaïda in Galilea, en vroegen of ze Jezus konden zien. 22 Filippus ging dat tegen Andreas zeggen en samen gingen ze naar Jezus. 23 Jezus zei: ‘De tijd is gekomen dat de Mensenzoon tot majesteit wordt verheven. 24 Werkelijk, Ik verzeker u, als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft brengt hij veel vruchten voort. 25 Wie zich aan zijn leven vastklampt, verliest het, maar wie in deze wereld zijn leven loslaat, behoudt het voor het eeuwige leven. 26 Wie Mij dient moet Mij volgen: waar Ik ben zal ook mijn dienaar zijn, en wie Mij dient zal door de Vader geëerd worden. 27 Nu slaat de angst Mij om het hart. Wat moet Ik zeggen? Vader, laat dit ogenblik aan Mij voorbijgaan? Maar hiervoor ben Ik juist gekomen. 28 Laat nu zien hoe groot uw naam is, Vader.’ Toen klonk er een stem uit de hemel: ‘Ik heb mijn grootheid getoond en Ik zal mijn grootheid weer tonen.’ 29 De mensen die daar stonden en dit hoorden, zeiden: ‘Een donderslag!’ Maar er waren er ook die zeiden dat het een engel was die tegen Hem gesproken had. 30 Jezus zei: ‘Die stem heeft niet voor Mij gesproken, maar voor u. 31 Nu wordt het oordeel over deze wereld geveld, nu zal de heerser van deze wereld uitgebannen worden. 32 Wanneer Ik van de aarde omhooggeheven word, zal Ik iedereen naar mij toe halen.’ 33 Daarmee duidde Hij aan welke dood Hij zou sterven. 34 De mensen zeiden: ‘Maar wij hebben uit de wet begrepen dat de messias eeuwig blijft leven. Waarom zegt U dan dat de Mensenzoon omhooggeheven moet worden? Wie is die Mensenzoon?’ 35 ‘Nog een korte tijd is het licht bij u,’ antwoordde Jezus. ‘Ga uw weg zolang het licht is en laat de duisternis u niet overvallen; wie in het donker loopt weet niet waar hij heen gaat. 36 Geloof in het licht zolang u het licht bij u hebt, dan bent u kinderen van het licht.’ Na deze woorden ging Jezus weg en Hij hield zich voor hen schuil. (NBV21)
Nu de 40 dagentijd echt is begonnen een stukje onderwijs in de leer van het Christelijk geloof. Vandaag dus niet een verhaal, of een brief of het verslag van een toespraak, maar echt een stukje onderwijs. Johannes had dat nodig als aanloop van zijn verhaal over de kruisiging en de opstanding van Jezus van Nazareth. Dat was zo’n vreemd verhaal dat er allerlei verklaringen de ronde over waren gaan doen. Jezus zou niet echt gestorven zijn en dus ook niet echt uit de doden opgestaan, Jezus was geen echt mens geweest en had dus ook niet echt geleden. Het hele verhaal ging helemaal niet over een kruisdood en een opstanding maar over de inwijding in een andere godsdienst. Al die niet christelijke verklaringen moesten in de dagen dat Johannes schreef worden weerlegd en bestreden. Het gedeelte dat we vandaag lezen is bedoeld om daarbij te helpen. Het begint dan ook met Grieken die de vragen stellen en apostelen met Griekse namen die de antwoorden gaan zoeken.
Die discussie heeft ook geholpen want een aantal discussies die hier in dit gedeelte worden gevoerd herkennen we helemaal niet. Daar gaan we dan ook geen aandacht aan schenken. Maar dat van die graankorrel die sterft en dat leven dat je niet moet liefhebben maar haten zijn ook vandaag de dag nog actueel. Aan een geloof moet je wat hebben vinden de meeste mensen. Als je bang bent na je dood gestraft te worden voor wat je verkeerd zou kunnen hebben gedaan dan is het handig om te geloven dat Jezus van Nazareth je heeft gered. Zijn kruisdood was dan de straf die jij hebt verdient. De Bijbel bestrijdt die opvatting en Johannes laat ons in dit gedeelte horen hoe Jezus van Nazareth die opvatting bestreed. Het gaat daarbij om de werking van een graankorrel en de manier waarop je leeft. Wat Jezus van Nazareth steeds duidelijk wil maken is dat je helemaal niets voor jezelf moet willen maar alles voor mensen die het echt nodig hebben, voor de naaste en de minste. Leven in liefde die zichzelf niet zoekt.
Als je jezelf helemaal wil wegcijferen, alle risico’s wil nemen om de ander maar te kunnen helpen dan wordt het pas wat. Als je op durft te geven dat je moet rekenen met wat er nodig is om jou in het leven te houden maar dat je alleen maar rekent met wat nodig is om een ander in leven te houden dan gaat het Koninkrijk van God pas werken. Jezus liet dat zelf zien door consequent geweldloos te blijven toen hij gevangen werd genomen, door consequent te weigeren zich te verdedigen of een beroep te doen op zijn populariteit. Het zou een geweldig bloedbad betekent hebben als hij het wel had gedaan. Door het ons zo voor te doen kwam hij weer tot leven omdat zijn volgelingen ook zo van hem bleven houden. Zijn sterven droeg oneindig veel vrucht, zo veel dat wij meestal niet letterlijk meer hoeven te sterven om hem na te volgen. Maar dat we moeten ophouden voor onszelf te zorgen en moeten durven te gaan leven voor de ander, blijft, zo trekt hij ons naar het leven met het risico gekruisigd te worden. Gelukkig mogen we met die manier van leven elke dag weer opnieuw mogen beginnen, ook vandaag weer.