Johannes 11:1-27
1 Er was iemand ziek, een zekere Lazarus uit Betanië, het dorp waar Maria en haar zus Marta woonden – 2 dat was de Maria die Jezus met olie gezalfd heeft en zijn voeten met haar haar heeft afgedroogd; de zieke Lazarus was haar broer. 3 De zussen stuurden iemand naar Jezus met de boodschap: ‘Heer, uw vriend is ziek.’ 4 Toen Jezus dit hoorde zei Hij: ‘Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God, zodat de Zoon van God geëerd zal worden.’ 5 Jezus hield veel van Marta en haar zus, en van Lazarus. 6 Maar toen Hij gehoord had dat Lazarus ziek was, bleef Hij toch nog twee dagen waar Hij was. 7 Daarna zei Hij tegen zijn leerlingen: ‘Laten we teruggaan naar Judea.’ 8 ‘Maar rabbi,’ protesteerden de leerlingen, ‘de Joden wilden U stenigen, en nu wilt U daar toch weer naartoe?’ 9 Jezus zei: ‘Telt een dag niet twaalf uren? Wie overdag loopt, struikelt niet, want hij ziet het licht van deze wereld, 10 maar wie ’s nachts loopt, struikelt doordat hij geen licht heeft.’ 11 Nadat Hij dat gezegd had zei Hij: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, Ik ga hem wakker maken.’ 12 De leerlingen zeiden: ‘Als hij slaapt, zal hij wel beter worden, Heer.’ 13 Zij dachten dat Hij het over slapen had, terwijl Jezus bedoelde dat hij gestorven was. 14 Toen zei Hij hun ronduit: ‘Lazarus is gestorven, 15 en om jullie ben Ik blij dat Ik er niet bij was: nu kunnen jullie tot geloof komen. Laten we dan nu naar hem toe gaan.’ 16 Tomas (dat is Didymus, ‘tweeling’) zei tegen de anderen: ‘Laten ook wij maar gaan, om met Hem te sterven.’ 17 Toen Jezus daar aankwam, hoorde Hij dat Lazarus al vier dagen in het graf lag. 18 Betanië ligt dicht bij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer vijftien stadie, 19 en er waren dan ook veel Joden naar Marta en Maria gekomen om hen te troosten nu hun broer gestorven was. 20 Toen Marta hoorde dat Jezus onderweg was ging ze Hem tegemoet, terwijl Maria thuisbleef. 21 Marta zei tegen Jezus: ‘Als U hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn. 22 Maar zelfs nu weet ik dat God U alles zal geven wat U vraagt.’ 23 Jezus zei: ‘Je broer zal uit de dood opstaan.’ 24 ‘Ja,’ zei Marta, ‘ik weet dat hij bij de opstanding op de laatste dag zal opstaan.’ 25 Maar Jezus zei: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, 26 en ieder die leeft en in Mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?’ 27 ‘Ja, Heer,’ zei ze, ‘ik geloof dat U de messias bent, de Zoon van God die naar de wereld zou komen.’ (NBV21)
Jezus van Nazareth ging het gevaar niet uit de weg maar zocht het ook niet op. Regelmatig komen we in de vier boeken uit de Bijbel die over hem gaan aanwijzingen tegen dat hij moest onderduiken om de woede van de autoriteiten om zijn optreden te ontlopen. Zo trok hij naar Galilea, het land van de Heidenen om zich in Kafernaüm te vestigen en zo maakte hij een andere keer een omweg tussen Judea en Galilea langs Samaria en bleef daar een paar dagen. In dit verhaal wordt hij gewaarschuwd dat men hem in Judea had willen stenigen. Maar daar woont zijn vriend Lazarus die ziek is en waarvan men bang is dat hij gaat sterven. Volgens Jezus van Nazareth ging hij alleen slapen, ook in een ander verhaal wordt verteld dat de doodgewaande, het dochtertje van Jaïrus, niet dood is maar slaapt. Tomas, als tweeling altijd al dubbelzinnig, vat de angst van de leerlingen samen door op te roepen om met hem, met Jezus of met Lazarus, te sterven. De vraag is wat je moet doen als je gevaar loopt. Moet je dan blijvend het gevaar ontwijken of toch blijven opkomen voor de mensen die je liefhebt, voor je naasten?
De landen in Afrika die geteisterd worden door misoogst en hongersnood worden geleid door zeer rijke en corrupte leiders. Wat moet je doen? Eerst proberen het bestuur van die landen te veranderen zodat hulp ook werkelijk komt waar het nodig is, of zorgen dat er zo weinig mogelijk mensen sterven van de honger door noodhulp te verlenen. De dubbelzinnigheid van Tomas uit dit verhaal over Lazarus zit ook in de mogelijke beslissingen van Nederlanders. Ze zullen elk voor zich een moeilijke beslissing moeten nemen. Giro 555 bracht tijdens de actiedag 30 miljoen op, het staaat nu open voor de slachtoffers in Oekraïne. Het verhaal over Jezus en Lazarus kan ons misschien helpen. Het verhaal begint met twee plaatsnamen die aanduiden wat de kern van het verhaal is. Wij zien dat maar half. We weten natuurlijk dat Jeruzalem de stad van de Vrede is. We kennen Jeruzalem als de stad waar de Wet van de Liefde werd bewaard. Waar alle volken zich uiteindelijk naar toe moeten keren om het Rijk van God op aarde te laten komen. Maar we weten ook dat het niet gemakkelijk is. Wie in het boek Nehemia heeft gelezen weet dat het bouwen van een stad als Jeruzalem niet vanzelf gaat.
Hoeveel mensen er ook komen helpen, het blijft een hachelijke zaak waar ze ooit met het zwaard op de heup de stenen op de muur hadden gelegd. Johannes doet er nog een schepje bovenop. Betanië betekent namelijk zoveel als “huis van ellende” en in dit verhaal ligt het huis van ellende dus vlak bij Jeruzalem. En naar dat huis gaat Jezus van Nazareth om zijn vriend Lazarus uit de dood op te wekken. Hij is de bevrijder van Israel, de gezalfde, de Messias. In het Grieks is het de Christus. In de Joodse Messias verwachting leidt de Messias de mensen uit het dodenrijk naar het Rijk van God. Het Romeinse rijk is in de ogen van de gelovigen het dodenrijk, daar tellen levens niet, daar komen mensen niet tot hun recht. Jeruzalem zal de hoofdstad van het Rijk van de Vrede, het Rijk van Liefde, het Rijk van God moeten worden. Dat Jezus van Nazareth de Messias is en dat mensen in zijn macht geloven is de kern van dit gedeelte van het verhaal. Tot op de dag van vandaag mogen we geloven dat we niet gevangen zitten in natuurwetten van armoede en geweld. Juist door te laten zien waar de hulp verleend moet worden kan een land veranderen. Het Romeinse Rijk werd uiteinelijk ook een Christelijk rijk. Geef dus gerust, bestrijd het kwade met het goede, elke dag weer.