In het donker wonen

Jesaja 9:1-6

1 Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht. Zij die in het donker wonen worden door een helder licht beschenen. 2 U hebt het volk weer groot gemaakt, diepe vreugde gaf U het, blijdschap als de vreugde bij de oogst, zij jubelen als bij het verdelen van de buit. 3 Het juk dat op hen drukte, de stok op hun schouder, de staf van de drijver, U hebt ze verbrijzeld, zoals Midjan destijds. 4 Iedere laars die dreunend stampte en elke mantel die doordrenkt is van bloed, ze worden verbrand, ze vallen ten prooi aan het vuur. 5 Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op zijn schouders. Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman, Sterke God, Eeuwige vader, Vredevorst. 6 Groot is de heerschappij en zonder einde de vrede voor de troon van David en voor zijn koninkrijk; ze zijn gegrondvest op recht en gerechtigheid en staan vast voor altijd en eeuwig. De HEER van de hemelse machten brengt dit in zijn vurige liefde tot stand. (NBV21)

Aan de vooravond van Kerstmis zingen we met de profeet Jesaja een stuk van het lied van het licht mee. Een tekst die veel gelezen en gezongen wordt in de Kerstnacht, de donkerste nacht van het jaar waarin we vieren dat het licht is opgegaan onder de volken. Het lied sluit aan bij het vorige hoofdtuk uit het boek Jesaja waarin staat dat de mensen moedeloos en hongerig door het land zullen zwerven. Overal heerst verstikkende duisternis, donker en somber is het, nacht overal. En dan begint de profeet het lied te zingen over het volk dat in duisternis ronddoolt en een schitterend licht ziet. Die honger en die moedeloosheid zijn de gevolgen van onrecht en onderdrukking. Dat licht is het gevolg van liefde, liefde die het recht zal herstellen en de mensen weer moed zal geven. Diepe vreugde staat er, als bij de oogst.


Waarom? Omdat er een kind is geboren. In de duistere tijden van de kernbewapening en de koude oorlog hoorde je nog wel eens mensen zeggen dat ze geen kinderen wilden hebben omdat de toekomst te onzeker was en de gevaren in de wereld te groot. Dat wil je kinderen niet aandoen. Wie dan toch kinderen wil moet wel vertrouwen hebben in een goede toekomst. En er zijn altijd mensen die vertrouwen op hun liefde, op hun bereidheid alles voor elkaar over te hebben, die mensen willen ook kinderen. En juist die bereidheid alles voor elkaar over te hebben maakt dat de toekomst schitterend kan worden. Want als de tijden duister zijn dan geef je ook je kinderen de bereidheid om alles voor elkaar over te hebben door, dan zal dat van generatie op generatie doorgaan.

Die kinderen zullen vrede stichten, die zullen rechtvaardigheid brengen, die zullen wonderbare raad geven in moeilijke conflicten, die zullen het beeld van God dragen zodat iedereen het beeld van God kan zien. In Israƫl denken ze direct aan de Koning naar Gods hart, David, die weigerde het zwaard op te nemen tegen zijn eigen volksgenoten. Die weigerde de Koning die hem vervolgde te doden. Die de Heilige Tent met de Wet van eerlijk delen weer een voorname plaats gaf in het hart van het land. Die, ondanks alle verkeerde dingen die hij deed, toch altijd weer opnieuw de Weg van God insloeg. Op die manier gaan recht en gerechtigheid weer regeren. Dan komen er in onze dagen eerlijke handelsverhoudingen, dan wordt het onmetelijke verschil tussen arm en rijk opgeheven. Dan hoeven we niet meer gewaarschuwd te worden tegen teveel delen om de rijken te beschermen. Dan gaan we de weg van God, dan zien we het licht. Ook in de donkerste nacht van voedselcrisis en coronacrisis.

Plaats een reactie