Jesaja 6:1-12
1 In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoogverheven troon. De zoom van zijn mantel vulde de hele tempel. 2 Boven Hem stonden serafs. Elk van hen had zes vleugels, twee om het gezicht en twee om het onderlichaam te bedekken, en twee om mee te vliegen. 3 Zij riepen elkaar toe: ‘Heilig, heilig, heilig is de HEER van de hemelse machten. Heel de aarde is vervuld van zijn majesteit.’ 4 Door het luide roepen schudden de deurpinnen in de dorpels, en de tempel vulde zich met rook. 5 Ik schreeuwde het uit: ‘Wee mij! Ik ben verloren, want ik ben een mens met onreine lippen, en ik leef te midden van een volk dat onreine lippen heeft. En nu heb ik met eigen ogen de koning, de HEER van de hemelse machten, gezien.’ 6 Toen nam een van de serafs met een tang een gloeiend kooltje van het altaar en vloog daarmee op mij af. 7 Hij raakte mijn mond ermee aan en zei: ‘Dit heeft je lippen aangeraakt; je schuld is geweken, je zonden zijn tenietgedaan.’ 8 Daarop hoorde ik de stem van de Heer zeggen: ‘Wie zal Ik sturen? Wie kan namens ons gaan?’ Ik antwoordde: ‘Hier ben ik, stuur mij.’ 9 Toen zei Hij: ‘Ga naar dit volk en profeteer het volgende tegen hen: “Luister goed, maar begrijpen zul je het niet; kijk goed, maar inzien zul je het niet.” 10 Maak het hart van het volk ongevoelig, stop hun oren toe, smeer hun ogen dicht. Dan kunnen ze met hun ogen niet zien, met hun oren niet luisteren en met hun hart niet begrijpen. Ze zullen niet naar Mij terugkeren en geen herstel vinden.’ 11 Ik vroeg: ‘Hoe lang, Heer?’ Hij antwoordde: ‘Totdat de steden en huizen geheel verlaten zijn en er geen mens meer woont, tot heel het land verwoest is, één grote woestenij. 12 Totdat de HEER de mensen heeft weggevoerd en er totale verlatenheid heerst in het land. (NBV21)
Die Koning Uzzia had wel 52 jaar geregeerd. Dat is een hele lange tijd. Zeker als het niet goed gaat in een land, tenminste goed en niet goed in de ogen van profeet. Onder deze koning immers waren de rijken, die huis na huis samenvoegden, steeds machtiger geworden. Onder deze koning was het volk op zoek gegaan naar genot om het genot zonder om anderen te denken, zonder te willen delen. Een profeet die al een hele tijd het volk oproept om zich te keren naar de leer van Mozes zoals die in de Tempel wordt bewaard, een profeet die de Tempel in Jeruzalem nog wil laten functioneren zoals die Tempel is bedoeld, een plaats om samen te komen voor maaltijden met de armen en de vreemdelingen, zal vast dromen dat nu de Koning dood is er een nieuwe tijd zal aanbreken. In een wereld vol onrecht, waar de kloof tussen arm en rijk steeds groter werd, waar rijken de dienst uitmaken en de wet kunnen verzetten in eigen voordeel, een wereld waar onrecht en corruptie heersen, is het verschil tussen de prachtige Tempel en de wereld daar buiten wel erg groot. Het zijn de engelen die op de ark zijn geplaatst die Jesaja aan het spreken brengen. In die ark liggen immers de hoofdlijnen uit de leer van Mozes opgeborgen, je zult je naaste lief hebben als jezelf.
Er zullen vast mensen geweest zijn die naar die droom van de Profeet wilden luisteren. Maar tevergeefs. De boodschap is dat nu de Koning dood is er niks zal veranderen, omdat het niet alleen om de koning gaat. Je bent misschien aangestoken door de gloed van de Tempel en haar bedoeling, je snapt best hoe de Wet van delen en rechtvaardigheid in elkaar zit. Je kan er niet genoeg over praten maar vergeefs. Het volk zal je horen maar niet volgen. Dat is het visioen dat de Profeet krijgt. Ondanks die mooie tempel met die gouden cherubijnen, met al dat Goddelijke dat zo’n verheven ruimte vult, ondanks het feit dat je zwaar onder de indruk bent van de plechtige omgeving en het plechtige van je roeping, ondanks dat alles weet je dat het volk niet zal luisteren. De dood van de Koning brengt niet het beloofde land waarin iedereen meedoet met de samenleving van je naaste liefhebben als je zelf. Jesaja krijgt de boodschap dat pas als het volk net zo gaat lijden als de armen al doen, pas als ze zelf weer slaven zijn net als de mensen die door hen worden uitgebuit, pas dan gaan de mensen het begrijpen.
En als er nog een paar mensen blijven die geen last hebben van de armoede dan nog zal het volk zich niet omkeren en een ander leven beginnen. Alles moet eerst ten onder gaan wil een nieuwe samenleving kunnen ontkiemen. Dat is pas een zwarte visie. Het volk zou inderdaad in ballingschap gaan, en terugkeren. Wij moeten hopen dat we niet hoeven te leren door terreurdaden en oorlogen dat we onze houding in de wereld moeten veranderen. Wij moeten hopen dat geweld en lijden niet nodig zullen zijn om onze politici wakker te schudden. Maar we moeten ook leren dat niet de dood van een Koning, niet de verandering van regering, niet de val van een regering en nieuwe verkiezingen, het begin zijn van een nieuwe samenleving, maar onze eigen verandering, ons eigen beginnen met liefhebben van de naaste als ons zelf. Als vluchtelingen hier niet mogen komen dan moeten we ze zelf maar gaan halen. En vervolgens dat samen doen in ons land, waardoor we de hele wereld er op kunnen aanspreken en samen doen met al die mensen op de wereld die ook op die Weg gaan. Op pad dus vandaag kan het weer, vandaag is het misschien meer nodig dan ooit..