Johannes 9:24-34
24 Toen riepen ze de man die blind geweest was weer bij zich. ‘Geef Gód de eer,’ zeiden ze, ‘die man is een zondaar, dat weten we toch.’ 25 ‘Of Hij een zondaar is weet ik niet,’ zei hij, ‘maar één ding weet ik wel: ik was blind en nu kan ik zien.’ 26 Ze drongen aan: ‘Wat heeft Hij met je gedaan? Hoe heeft Hij je ogen geopend?’ 27 ‘Dat heb ik u toch al verteld,’ zei hij, ‘maar u luistert niet! Wat wilt u nog meer horen? Wilt u soms leerling van Hem worden?’ 28 Nu vielen ze tegen hem uit: ‘Je bent zelf een leerling van Hem! Wij zijn leerlingen van Mozes. 29 Van Mozes weten we dat God met hem gesproken heeft, maar van deze man weten we niet waar Hij vandaan komt.’ 30 De man antwoordde: ‘Wat vreemd dat u niet begrijpt waar Hij vandaan komt, terwijl Hij mijn ogen geopend heeft. 31 We weten dat God niet naar zondaars luistert, maar wel naar iemand die vroom is en zijn wil doet. 32 Dat iemand de ogen opent van een man die blind geboren is – dat is nog nooit vertoond! 33 Als die man niet van God kwam, zou Hij dit toch niet hebben kunnen doen?’ 34 Toen riepen ze: ‘Jij, sinds je geboorte een en al zonde, wil jij ons de les lezen?’ En ze joegen hem weg.(NBV21)
Als je eenmaal de baas bent is het pijnlijk mensen te ontmoeten die het schijnbaar, of blijkbaar, beter weten dan jij. In het verhaal dat we dezer dagen lezen uit het Evangelie van Johannes horen we dat ook weer terug. De mensen die de baas waren in de synagogen konden het niet hebben dat er een Jezus van Nazareth was die het zondige karakter van een blinde bedelaar ging ontkennen en de man weer in staat stelde een plaats in de gemeenschap in te nemen. Iemand die langs de kant van de weg zit een nieuwe plaats geven in de samenleving. Dat is gevaarlijk voor de beheersers van de bestaande orde. Zij willen zelf alles en iedereen controleren. Mensen die vluchtelingen en vreemdelingen helpen die tussen wal en schip gevallen zijn en geen papieren hebben krijgen het verwijt illegalen te helpen.
Geen mens is ooit illegaal. Aan ieder mens is door God het leven gegeven en ieder mens heeft recht op leven. Maar de leerlingen en volgelingen van Jezus van Nazareth hebben de plicht om die medemensen te helpen. Dat is geloven. In het verhaal dat we vandaag lezen staat dat tegenover het volgen van de regels die de bestaande orde in stand houden. De religieuze autoriteiten uit de dagen van Jezus hadden de leer van Mozes als het ware omgebouwd tot een serie wetten die de verhoudingen in de samenleving vast legden. En in eens gingen mensen zien dat er ook andere verhoudingen mogelijk waren.
De verdeling tussen armen en rijken is geen natuurlijk gegeven maar iets wat de rijken hebben gemaakt om rijk te blijven en nog rijker te worden. Daarom roept dit verhaal op dat als armen, zieken en zwakken immers niet zondig zijn, niet zelf schuld hebben aan hun ellendige situatie, dan moet je wat aan hun situatie doen. Als ze er zelf schuld aan hebben kun je ze rustig in hun ellendige situatie laten zitten, ze hebben er immers om gevraagd. Als arme mensen zelf schuld hebben aan de armoede moet je ze straffen, je zet ze op een lijst van mogelijke fraudeurs en legt elke handeling uit als een misdrijf. Jezus gaat daar tegen in en laat de armen de armoede bestrijden. Laten we volgers worden van Jezus, vandaag al.