Johannes 9:35-41
35 Jezus hoorde dat en zocht hem op. Hij vroeg: ‘Gelooft u in de Mensenzoon?’ 36 ‘Als ik wist wie het was, heer, zou ik in Hem geloven,’ zei hij. 37 ‘U kijkt naar Hem en u spreekt met Hem,’ zei Jezus. 38 Toen zei de man: ‘Ik geloof, Heer,’ en hij wierp zich voor Jezus neer. 39 Jezus zei: ‘Ik ben in de wereld gekomen om het oordeel te vellen. Dan zullen zij die niet zien, zien en zij die zien, zullen blind worden.’ 40 Een paar farizeeën die bij Hem stonden en dat hoorden, zeiden: ‘Wij zijn toch zeker niet blind!’ 41 ‘Was u maar blind,’ zei Jezus, ‘dan zou u zonder zonde zijn. Maar u beweert dat u kunt zien, en dus blijft uw zonde.
Jezus van Nazareth laat in dit verhaal zien dat als je als mens, als Mensenzoon, een hand uitsteekt en iemand weer een eigen plaats geeft je niet meer over schuld en boete hoeft te praten maar de liefde, God dus, alle eer kunt geven. Pas door onvoorwaardelijke liefde kunnen mensen mee gaan doen en worden mensen bevrijd van de ellende. Bazen moeten dan dienaren worden, dat is soms moeilijk. Zelfs voor hulpverleners is dat moeilijk. We zijn allemaal geneigd oordelen te vellen over mensen. Als de een wat overkomt en de ander niet dan moet er toch een oorzaak zijn die ligt in degene die iets overkomt.
Maar de eerste zonde die in de Bijbel beschreven staat is het gelijk willen zijn aan God, kennis hebben van wat goed en wat kwaad is, een oordeel kunnen vellen zoals God dat kan doen. Mensen kunnen dat niet, een oordeel over een ander vellen, in elk geval niet zonder door de ogen van God te kunnen kijken en sinds de opstanding uit de doden geloven we dat Jezus van Nazareth dat wel kon. Daarom kon hij tegen de Farizeeën zeggen dat ze zonder zonden zouden zijn als ze blind waren, want dan konden de grote daden van God in hen zichtbaar worden. Nu zien we alleen de daden van mensen.
Die daden zijn het die ons altijd weer brengen tot een oordeel over anderen want we zijn natuurlijk geen haar beter dan die Farizeeën. Gelukkig kunnen we in navolging van Jezus van Nazareth ook laten zien waar de God van Israël toe in staat is. Er zijn niet voor niets duizenden vrijwilligers ook vanuit de kerken die de armen en zwakken, ook de kinderen, in onze samenleving een hand toesteken. Misschien moeten er wat meer mensen bereid zijn daar ook stem aan te geven. We zijn toch net als de Mensenzoon, mensenkinderen, en het gaat de God van Israël om: mensenkinderen.