Johannes 6:37-46
37 Iedereen die de Vader mij geeft zal bij mij komen, en wie bij mij komt zal ik niet wegsturen, 38 want ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat ik wil, maar om te doen wat hij wil die mij gezonden heeft. 39 Dit is de wil van hem die mij gezonden heeft: dat ik niemand van wie hij mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar dat ik hen allen laat opstaan op de laatste dag. 40 Dit wil mijn Vader: dat iedereen die de Zoon ziet en in hem gelooft, eeuwig leven heeft, en dat ik hen op de laatste dag uit de dood zal opwekken.’ 41 De Joden begonnen te protesteren omdat hij zei dat hij het brood was dat uit de hemel was neergedaald. 42 ‘Dat is toch Jezus, de zoon van Jozef? We weten toch wie zijn vader en moeder zijn? Hoe kan hij dan zeggen dat hij uit de hemel is neergedaald?’ 43 Jezus zei: ‘Ik hoor u bezwaren maken. 44 Toch kan niemand bij mij komen, tenzij de Vader die mij gezonden heeft hem bij me brengt, en ik zal hem op de laatste dag tot leven wekken. 45 Het staat geschreven in de Profeten: “Zij zullen allemaal door God onderricht worden.” Iedereen die naar de Vader luistert en van hem leert komt bij mij. 46 Niet dat iemand ooit de Vader gezien heeft-alleen hij die van God komt, heeft hem gezien.(NBV
Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, het zou toch een vreemde zaak zijn. Geen wonder dat de mensen zich verbazen over de manier waarop Jezus van Nazareth zich uitdrukt. Later zou in de Roomse zogenaamde kerk het bijgeloof ontstaan dat de ouwel en de wijn van de eucharistie na het uitspreken van een spreuk door de priester inderdaad veranderen in vlees en bloed van Jezus van Nazareth. Ooit werden mensen die dit in twijfel trokken in ons land op de brandstapel gezet zo belangrijk vond men dit bijgeloof. In dit Bijbelgedeelte zet Jezus van Nazareth de uittocht uit Egypte in het midden van het onderricht. Een lam dat werd geslacht en gebraden voor een laatste maaltijd in het slavenhuis. Het bloed van dat lam dat aan de deur werd gesmeerd, zodat de engel des doods die deur voorbij zou gaan.
Het ongezuurde brood, niet gerezen dus, dat meegenomen moest worden op de reis door de woestijn. Het manna dat het volk in leven zou houden tijdens hun tocht door de woestijn. Denk daarbij ook aan de ram die een maal per jaar de woestijn in werd gestuurd nadat iedereen al de verkeerde dingen symbolisch op die ram had gelegd. Al die elementen spelen in het verhaal van Jezus van Nazareth door. En dan blijkt dat wat hij eigenlijk zegt is dat je dat niet alleen moet horen en moet geloven dat wat daar gebeurd is tot bevrijding heeft geleid maar dat je het je eigen moet maken zoals hij het zich ook eigen heeft gemaakt.
Dat het vlees en bloed in je eigen lichaam moet worden, dat je er handen en voeten aan moet geven. De uittocht betekent niet alleen dat je geroepen bent om bevrijdt te worden maar ook dat je gezonden bent tot bevrijding. De uittocht uit het land van de dood, Egypte, betekent uiteindelijk ook de intocht in het land overvloeiende van melk en honing, het land van het leven. Daartussen ligt de ontdekking van de goddelijke richtlijnen voor een menselijke samenleving. Zonder elkaar gaat het niet, houd dus van je naaste als van jezelf, dat is van God houden en er is maar één God. Daaruit en daarvan moet en mag je leven. Zo leven brengt je in directe verbinding met God, met de Liefde, een liefde die zichzelf niet zoekt maar desnoods zichzelf deelt door de dood hen als dat moet.