Johannes 6:47-59
Waarachtig, ik verzeker u: wie gelooft, heeft eeuwig leven. 48 Ik ben het brood dat leven geeft. 49 Uw voorouders hebben in de woestijn manna gegeten en toch zijn zij gestorven. 50 Maar dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald; wie dit eet sterft niet. 51 Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald; wanneer iemand dit brood eet zal hij eeuwig leven. En het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld, is mijn lichaam.’ 52 Nu begonnen de Joden heftig met elkaar te discussiëren: ‘Hoe kan die man ons zijn lichaam te eten geven!’ 53 Daarop zei Jezus: ‘Waarachtig, ik verzeker u: als u het lichaam van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt u geen leven in u. 54Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en hem zal ik op de laatste dag uit de dood opwekken. 55 Mijn lichaam is het ware voedsel en mijn bloed is de ware drank. 56 Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik blijf in hem. 57 De levende Vader heeft mij gezonden, en ik leef door de Vader; zo zal wie mij eet, leven door mij. 58 Dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet het brood dat uw voorouders aten; zij zijn gestorven, maar wie dit brood eet zal eeuwig leven.’ 59 Dit alles zei hij in de synagoge van Kafarnaüm toen hij daar onderricht gaf. (NBV)
Is dit een recept voor kannibalisme? Het lichaam van Jezus wordt tot brood en wijn en voortaan is het niet meer nodig om brood te eten zoals in de woestijn het manna werd gegeten maar in het vervolg eet je het lichaam van Christus. En pas op het is niet het brood dat in vlees veranderd en de wijn die in bloed veranderd maar wat er staat is net andersom, het is het brood dat in vlees veranderd en het bloed dat in wijn veranderd. Toch is die vraag naar kannibalisme is niet zo vreemd. Het klinkt als een vreemd totaal ziek verschijnsel, en in onze cultuur is het dat meestal ook. Maar in culturen waar het opeten van gestorven mensen een belangrijke zaak was had het ook een uitdrukkelijke bedoeling. De kracht en de wijsheid van de overledene zou overgaan in degene die diens vlees had genuttigd.
Zo is in het Christendom ook dat eten van het lichaam van Christus bedoeld. Door ons bij het eten van het brood te herinneren aan het gebroken lichaam van Christus kunnen wij leren ons te vereenzelvigen met zijn manier van de wereld benaderen. Niet zijn lichaam was daarbij belangrijk maar het leven van de mensen om hen heen. De zieken, de lammen, de hongerigen, de slachtoffers van onderdrukking en geweld. Als wij in Christus zijn staan wij met hem op om een eind te maken aan die dodende omstandigheden waaraan mensen sterven. Paulus schrijft ergens dat je misschien wel duizend keer per dag met Christus moet opstaan. Perfect zullen we dus daarin niet worden. Maar hoe meer we het weten vol te houden hoe beter de wereld wordt. Dan wordt aandacht gegeven aan gevangenen, worden vluchtelingen opgevangen, worden vreemdelingen behandeld als horende tot ons volk.
Johannes besluit met een mededeling die veel duidelijk maakt, Jezus van Nazareth zei dit allemaal in de synagoge van Kafernaüm waar hij onderricht gaf. Dat betekent dat we dit verhaal moeten betrekken op het Oude Testament, want om het Oude Testament draaide het allemaal in de synagoge en ook al schreef Johannes zijn verhaal vele tientallen jaren nadat het allemaal gebeurd was ook in zijn tijd stond het Oude Testament in de synagoge centraal. In dit verhaal werd een lam geslacht en gebraden voor een laatste maaltijd in het slavenhuis. Het bloed van dat lam dat aan de deur werd gesmeerd, zodat de engel des doods die deur voorbij zou gaan. Het ongezuurde brood, niet gerezen dus, dat meegenomen moest worden op de reis door de woestijn. Jezus van Nazareth roept in wezen op terug te keren naar de tijd dat ieder van het volk onvoorwaardelijk op de anderen aangewezen waren. Niet het verbond moet worden aanbeden, maar de God met wie dat verbond werd gesloten. Hoe je dat doet staat in die richtlijnen. Aan de arbeid dus, ook vandaag weer.