Exodus 16:1-20
1 Vanuit Elim trok het hele volk van Israël weer verder. Op de vijftiende dag van de tweede maand na hun vertrek uit Egypte bereikten ze de woestijn van Sin, die tussen Elim en de Sinai ligt. 2 Daar in de woestijn begon het volk zich opnieuw te beklagen. ‘Had de HEER ons maar laten sterven in Egypte, ‘zeiden ze tegen Mozes en Aäron. ‘Daar waren de vleespotten tenminste gevuld en hadden we volop brood te eten. U hebt ons alleen maar naar de woestijn gebracht om ons hier allemaal van honger te laten omkomen.’ 3-4 De HEER zei tegen Mozes: ‘Ik zal voor jullie brood uit de hemel laten regenen. De mensen moeten er dan elke dag op uitgaan om net zo veel te verzamelen als ze voor die dag nodig hebben. Daarmee stel ik hen op de proef: ik wil zien of ze zich aan mijn voorschriften houden.5 Op de zesde dag moeten ze tweemaal zo veel verzamelen en klaarmaken als op de andere dagen.’ 6 Hierop zeiden Mozes en Aäron tegen de Israëlieten: ‘Vanavond nog zult u inzien dat de HEER zelf u uit Egypte heeft geleid, 7 en morgen, in de ochtend, zult u de majesteit van de HEER zien. Hij heeft gehoord hoe u zich beklaagt. Dat is tegen hem gericht, want wie zijn wij dat u zich bij ons zou beklagen?’ 8 Mozes vervolgde: ‘Vanavond zal de HEER u vlees te eten geven, en morgenochtend zult u volop brood hebben, want de HEER heeft uw geklaag gehoord. Dat is immers tegen hem gericht en niet tegen ons-want wie zijn wij?’ 9 Mozes zei tegen Aäron: ‘Zeg tegen de hele gemeenschap van Israël: “Wend u tot de HEER, want hij heeft uw geklaag gehoord.”’ 10 Zodra Aäron dit aan het volk had opgedragen en allen zich met het gezicht naar de woestijn hadden opgesteld, verscheen in een wolk de majesteit van de HEER. 11 De HEER zei tegen Mozes: 12 ‘Ik heb gehoord hoe de Israëlieten zich beklagen. Zeg tegen hen: “Wanneer de avond valt zullen jullie vlees eten, en morgenochtend brood in overvloed. Dan zullen jullie inzien dat ik, de HEER, jullie God ben.”’ 13 Diezelfde avond kwamen er grote zwermen kwartels aangevlogen, die in het kamp neerstreken, en de volgende morgen lag er overal rond het kamp dauw. 14 Toen de dauw opgetrokken was, bleek de woestijn bedekt met een fijn, schilferachtig laagje, alsof er rijp op de aarde lag. 15 ‘Wat is dat?’ vroegen de Israëlieten elkaar toen ze het zagen; ze begrepen niet wat het was. Mozes zei tegen hen: ‘Dat is het brood dat de HEER u te eten geeft. 16 De HEER heeft bepaald dat ieder ervan kan verzamelen wat hij nodig heeft. Iedereen mag er één omer van nemen voor elke persoon die bij hem in de tent woont.’ 17 De Israëlieten deden dat. De een verzamelde veel, de ander weinig. 18 Toen ze het namaten, hadden zij die veel verzameld hadden niet meer dan een omer, en zij die weinig verzameld hadden niet minder, terwijl toch iedereen zo veel had genomen als hij nodig had. 19 Mozes verbood om ook maar iets ervan tot de volgende dag te bewaren. 20 Sommigen luisterden niet naar hem en bewaarden toch iets; de volgende morgen zat het vol wormen en stonk het. Mozes wees hen scherp terecht. (NBV)
Ook uit het paradijs van Elim moet het volk opbreken, verder de woestijn in op weg naar de Sinaï. Ze waren al zo’n 6 weken op pad en de matzes die ze hadden gebakken raakten op en het vlees ook. Ze dreigden hun kuddes te moeten aanspreken en daarmee het kapitaal waarmee ze in een nieuw land een bestaan zouden moeten opbouwen. Hoe overleeft een volk in een woestijn? Voor ons die in een land met vette groene weiden wonen, waar water en voedsel in overvloed is, lijkt het of je in een woestijn snel van honger zal omkomen als je niet voldoende meeneemt. Dat hoeft overigens helemaal niet zo te zijn. Op verschillende plaatsen in de wereld leven volken op plaatsen waar dat voor ons niet mogelijk zou zijn. Hoog in kale rotsachtige bergen, in woestijnen of in sneeuwvlakten, overal blijken mensen te kunnen overleven. En het verhaal van het volk Israël leert ons dat dat overleven ook te leren is. Maar zoals wij denken dat je dood gaat in de woestijn denkt het volk van Israël dat ook. Dan is de slavernij nog beter want in slavernij kun je nog overleven, dan is er geen vrijheid maar wel is er eten.
Het directe eigenbelang staat voorop. Waar kennen we dat niet, het gemopper op het betalen van belasting dat direct gepaard gaat met gemopper over de kwaliteit van het onderwijs, het gebrek aan politieagenten en de hoge prijs van benzine. Dat onderwijs en veiligheid betaald moeten worden van belasting ontgaat ons, het directe eigenbelang is het enige dat lijkt te tellen. Maar het volk van Israël krijgt een oplossing. Ze moeten verzamelen. En met verzamelen lijken ze weer terug in Egypte. Toen Mozes voor de eerste keer bij de farao was geweest moesten ze ook gaan verzamelen. Overal in Egypte moesten ze het stro verzamelen om in de stenen mee te bakken. Nu moeten ze brood verzamelen, elke morgen opnieuw. In plaats van het dode stro komt nu het brood dat leven geeft. Een oplossing die voor kenners van de woestijn wellicht voor de hand zal liggen maar die voor het volk Israël een direct antwoord is op het verlangen naar de vleespotten van Egypte. Die vleespotten werden gevuld met stro, de woestijn ligt vol met brood. Mozes en Aäron leggen overigens de klachten van het volk naast zich neer. Dit zijn geen klachten tegen de leiders die hen uit de slavernij hebben gevoerd, dit zijn klachten tegen de God die beloofd had met hen te gaan en voor hen te zorgen.
Op die zorg moet het volk leren vertrouwen, daar krijgt het de ruimte voor, maar de bevrijding zelf moet eigenlijk al voldoende vertrouwen hebben gewekt. Maar als ze vlees willen hebben dan kunnen ze vlees krijgen ook. Het legerkamp werd bedekt met kwartels staat er. En ook Egypte werd bedekt, op dezelfde manier, daar ging het om de kikkers, de symbolen van van de Egyptische god van de vruchtbaarheid, hier gaat het om vogels, symbolen van de vrijheid, vogels gaan immers waar zij willen en waar mensen ze niet kunnen volgen Het volk Israël moet dus echt leren. In de morgen is de woestijn bedekt met brood en in de avond is het kamp bedekt met vogels. En nu moet men leren te verzamelen zoals in Egypte het stro werd verzameld. Maar voedsel heb je nooit meer nodig dan voor één dag. Jezus van Nazareth zou zijn volgelingen veel later leren bidden “geef ons heden ons dagelijks brood”. Maar ook over rust moet het volk leren. Want er is meer dan alleen maar werken en verzamelen. Wie meer verzamelt dan nodig is blijft zitten met stinkende wormen. Wie niet op tijd rust neemt, en zorgt dat er voedsel is voor de rustdag, heeft op de rustdag niet te eten.