1 Johannes 2:18-29
Verrassend, de briefschrijver van de eerste brief van Johannes schrijft aan alle gelovigen dat ze Priester zijn. Ze hebben geen leraren meer nodig. Hoe ouder het Christendom werd hoe meer er mensen bij kwamen die de macht over de gemeenten wilden grijpen. Niet Jezus van Nazareth was de bevrijder, de Christus, maar zijzelf. Zo werden zij anti-christenen, mensen die de Christus opzij schoven en zelf de leiding van de gemeenten op zich wilden nemen. Dat proces was zo hardnekkig dat we het in kerken en gemeenten al lang niet meer merken. We vinden het heel gewoon dat er leraren zijn die de leiding op zich nemen en vertellen wat er wel en niet mag. Paulus spreekt in de Bijbel wel over een gemeente die bekleed is met een koninklijk priesterschap en Johannes schrijft dat we allemaal gezalfd zijn, dus priester zijn, maar buiten de Bijbel in onze kerkelijke werkelijkheid leeft dat niet. Maar de leiders die Jezus van Nazareth aan de kant schuiven beperken het geloof, het christendom zeggen we tegenwoordig, vaak tot binnen de kerkmuren. Daar moet de overgave aan God plaatsvinden. Die overgave drukt zich uit in de hoeveelheid geld die je op tafel kunt leggen. Als het bedrag groot genoeg is mag je soms een beetje meedelen in de macht. Het blijft staan dat de schrijver van de eerste brief van Johannes dit soort leiders anti-christenen noemt. Iedere gelovige is Priester en leraar. De offers die worden gebracht zijn de offers die ten goede komen aan de minsten onder ons. Dat wat we elkaar leren is hoe onze naaste lief te hebben als ons zelf. We volgen daarbij de Weg van Jezus van Nazareth, daar hebben we niemand bij nodig, niemand staat tussen God en onszelf als we de Weg van Jezus van Nazareth volgen, die leerde ons bidden, die leerde ons dat alle geboden samengevat kunnen worden in het “Hebt God lief boven alles en het tweede daaraan gelijk is heb Uw naaste lief als Uzelf”. Dat opbrengen gaat niet om onszelf, zulke liefde de wereld in brengen betekent dat het eeuwig blijft leven, alleen door die liefde blijft er immers leven in de wereld. Alleen door Jezus van Nazareth zelf zijn we gezalfd. Hij stuurde ons op weg en zijn verhaal, dat door de dood heen ging, houdt ons op die weg en doet ons keer op keer ons naar die weg toekeren. Dat betekent ook strijd met de anti-christenen. Niet binnen de kerkmuren of in de zalen vindt de godsdienst van Jezus van Nazareth plaats, maar daar waar mensen in nood zijn, daar waar oorlog is, waar honger geleden wordt, waar ziekte heerst, waar mensen gevangen zijn, waar geweld en onderdrukking zijn, daar zijn de mensen van de Weg. Dat betekent leven alsof elk uur onze Messias kan verschijnen, opdat hij ons vindt waar we horen te zijn., ook vandaag weer.