Exodus 2:1-10
1 Een man uit de stam Levi trouwde met een vrouw uit diezelfde stam. 2 Zij werd zwanger en bracht een zoon ter wereld. Het was een mooi kind en ze hield het verborgen, drie maanden lang. 3 Toen ze geen kans zag haar zoon nog langer verborgen te houden, nam ze een mand van papyrus, bestreek die met pek en teer, legde het kind erin en zette de mand tussen het riet langs de oever van de Nijl. 4 De zuster van het kind ging een eind verderop staan, om te zien wat er met hem zou gebeuren. 5 Even later kwam de dochter van de farao naar de Nijl om te baden, terwijl haar dienaressen langs de rivier heen en weer liepen. Zij ontdekte de mand tussen het riet en liet die door een van haar slavinnen halen. 6 Ze maakte de mand open en zag daarin het kind. Het jongetje huilde, en vol medelijden zei ze: ‘Dat moet een Hebreeuws kind zijn.’ 7 Toen kwam de zuster van het kind haar vragen: ‘Zal ik bij de Hebreeuwse vrouwen een voedster gaan zoeken om het kind voor u te voeden?’ 8 ‘Ja, doe dat maar, ‘antwoordde de dochter van de farao, waarop het meisje de moeder van het kind ging halen. 9 De dochter van de farao zei tegen de vrouw: ‘Neem dit kind mee en voed het voor me. Ik zal u ervoor betalen.’ De vrouw nam het kind mee en voedde het. 10 Toen het groot genoeg was, bracht ze het naar de dochter van de farao. Deze nam het kind aan als haar eigen zoon. Ze noemde hem Mozes, ‘want, ‘zei ze, ‘ik heb hem uit het water gehaald.’ (NBV)
Die Mozes in dat biezen mandje is altijd nog een mooi en ontroerend verhaal. Kinderlijk verteld is het het verhaal over de ontsnapping die zwakke mensen soms kunnen vinden uit benarde omstandigheden en een boze buitenwereld. Maar dan is het verhaal pas verteld aan kinderen. Dat is niet zo erg, maar als je het verhaal blijft lezen alsof je een kind was dan mis je toch het een en ander aan boodschap. Want het zou je toch op moeten vallen dat bijna al die mensen genoemd worden zonder naam. Een man, die trouwde met een vrouw, die een kind kreeg dat een jongetje was, die mooi was en drie maanden verborgen werd gehouden en toen in een biezen mandje aan de Nijl werd toevertrouwd, een Prinses die het kind vond, toevertrouwde aan de zuster van het kind die de moeder als voedster inschakelde en toen, toen het kind groot was, kwam het weer bij de Prinses en kreeg het een naam : Mozes.
In het Egyptische net zoiets als Ramses, zoon van Ra, maar hier Zoon van”¦ genoemd, want ja, zoon van wie? In het Hebreeuws is het “hij die optilt”, want het was immers Mozes die veel later het hele volk zou optillen uit zijn benarde positie als slaven in een vreemd land. En waarom krijgt Mozes die naam? Omdat hij uit het water is getrokken staat er letterlijk. Hoe zat dat ook al weer met dat water? Zweefde de Geest van God niet over de wateren toen de schepping begon? Toen aarde werd geschapen in mensenland? En is de Geest van God niet het goede dat we tegen kunnen komen. Het goede dat zich meester heeft gemaakt van een Egyptische Prinses die hier de verlosser van Israël uit het water van de dood trekt? Het boek Exodus wordt in het Hebreeuws het boek van de namen genoemd. En namen spelen in het boek een grote rol. Ze spelen een nog grotere rol als ze afwezig zijn kennelijk. Al die mensen die hier in het verhaal betrokken zijn zijn uitwisselbaar. De moeder zoogt, de prinses voedt op, de zuster verbind, de vader trouwt en het kind is overgeleverd aan de goedheid van mensen.
Pas als het goede ook echt gebeurd is, als de Prinses het kind als zoon erkent krijgt die zoon een naam, Mozes. Over het algemeen zijn onze namen gekozen niet op hun betekenis maar op hun klank, of er wordt iemand mee geëerd of herdacht. Je kunt misschien zeggen dat onze namen gekozen worden op basis van liefde, dit vonden wij mooi, of waardevol en daarom noemen wij dit ons kind op deze manier. In onze dagen krijgt zo’n naam dus pas haar werkelijke betekenis als we die liefde weten te delen met de hele wereld, als we dus onszelf weten te delen met de hele wereld. Dat is wat deze naamloze Egyptische Prinses doet, wat haar opvoeding tot gevolg heeft komen we nog te weten. Maar tot dat delen van liefde zijn wij geroepen. Door dat delen kunnen we anderen bevrijden van slavernij, van de afhankelijkheid van prestatiedrang, van geboden opgelegd door een cultuur, van de dwang om meer en altijd meer te presteren en te consumeren. Die bevrijding is de Weg van de God van Israël, een weg die we mogen gaan, door het water van de dood heen, naar het land waar alle mensen mogen en kunnen wonen. Ook vandaag kunnen we daarheen op weg gaan.