Exodus 1:15-22
15 Bovendien gelastte de koning de Hebreeuwse vroedvrouwen, Sifra en Pua geheten, het volgende: 16 ‘Als u de Hebreeuwse vrouwen bij de bevalling helpt, let dan goed op het geslacht van het kind. Als het een jongen is, moet u hem doden; is het een meisje, dan mag ze blijven leven.’ 17 Maar de vroedvrouwen hadden ontzag voor God en deden niet wat de koning van Egypte hun had opgedragen: ze lieten de jongetjes in leven. 18 Daarom ontbood de koning de vroedvrouwen. ‘Wat heeft dit te betekenen?’ vroeg hij hun. ‘Waarom laat u de jongens in leven?’ 19 De vroedvrouwen antwoordden de farao: ‘De Hebreeuwse vrouwen zijn anders dan de Egyptische: ze zijn zo sterk dat ze hun kind al gebaard hebben voordat de vroedvrouw er is.’ 20 God zegende het werk van de vroedvrouwen, zodat het volk zich sterk uitbreidde. 21 En omdat de vroedvrouwen ontzag voor God hadden, schonk hij ook aan hen nakomelingen. 22 Toen gaf de farao aan heel zijn volk het bevel om alle Hebreeuwse jongens die geboren werden in de Nijl te gooien; de meisjes mochten in leven blijven. (NBV)
De angst van de Farao voor dat rare volk in de Nijldelta had grote gevolgen. We weten niet welke Farao het precies was, zijn naam komt in het verhaal niet voor. Dat is opmerkelijk omdat het verhaal nu eenmaal over namen gaat. Om de groei van de Hebreeuwse bevolking te temperen moesten de jongetjes bij hun geboorte worden gedood. Daar moesten de vroedvrouwen voor zorgen en de namen van de vroedvrouwen kennen we wel, Sifra en Pua. Hun houding zorgde voor het voortbestaan van Israël en hun namen staan dan ook aan het begin van het verhaal van de uittocht, zoals vaak namen van vrouwen aan het begin van bevrijdingsverhalen in de Bijbel staan. Wie Sifra en Pua precies waren weten we niet. De Hebreeuwse tekst van het verhaal laat in het midden of ze zelf Hebreeuws waren of dat het Egyptische vroedvrouwen waren die aangesteld waren voor de Hebreeën.
Moderne vertalingen als de Nieuwe Bijbelvertaling en de Naardense Bijbel geven ze een Hebreeuwse identiteit, de vertaling uit 1951 van het Nederlands Bijbelgenootschap en de Statenvertaling zeggen alleen dat ze de vroedvrouwen voor Hebreeuwse vrouwen waren. En eigenlijk is het natuurlijk heel aardig dat in het midden gelaten wordt waar die vrouwen bij hoorden. Die vrouwen hoorden niet ergens bij op grond van hun afkomst, maar op grond van hun opvattingen hoorden ze ergens bij. Zij kozen voor het leven en tegen de dood. Op grond van die keuze zegt het verhaal hoorden ze bij God. Welke God? De God van Abraham, Izaäk en Jakob. Nog naamloos eigenlijk, nog in meervoud genoemd. Het Goddelijke zou ook een vertaling kunnen zijn. Want God krijgt pas een naam in de loop van het verhaal over de uittocht. Aan Mozes immers openbaart God de naam “Ik zal er zijn”, een naam zo ontzagwekkend dat die naam in het Hebreeuws niet wordt uitgesproken en in de Nieuwe Bijbelvertaling is vertaald met Heer. De keus voor het leven gemaakt door de beide vroedvrouwen wordt in het verhaal over de uittocht al een keus voor die God genoemd, dat is goddelijk als je zo kunt kiezen.
Dat is ook vruchtbaar staat er want ze kregen zelf ook veel nakomelingen. Die keuze helpt in de samenleving overigens niet automatisch. Al die verhalen dat als je kiest voor God het geluk vanzelf voorbij komt blijken ook in dit verhaal grote onzin. Natuurlijk moet je kiezen voor het goede als het kan. Maar je kunt bij de keuze voor het goede ook jezelf in gevaar brengen. Ook in dit verhaal gebeurd dat. Het wordt de beide vroedvrouwen niet in dank afgenomen dat ze weigeren om de jongetjes te doden. Ze moeten een smoes verzinnen die de schuld bij de Hebreeuwse moeders legt en hen vrijpleit. De smoes sluit aan bij de angst van de Farao, de Hebreeuwse vrouwen zijn sterker dan de Egyptische vrouwen. Die vreemde vrouwen kunnen al baren voordat de vroedvrouw er is. De keuze van Sifra en Pua heeft tot gevolg dat de jongetjes voortaan in de Nijl moeten worden gegooid. De rivier die Egypte leven brengt en Israël de dood. Later in dit verhaal zal de rivier dan ook rood van bloed kleuren. Maar zover zijn we nog niet. Vandaag mogen we leren dat de keuze voor het goede je naam doet voortbestaan. Dat je bij de keuze voor het goede je niet hoeft te laten leiden door de gevolgen, dat je zelfs mag liegen om jezelf veilig te stellen. Maar het gaat om de keuze voor het leven, tegen de dood, dat is de keuze voor die God die met je mee zal gaan.