1 Samuel 10:17-27
17 Samuël riep het volk op om zich in Mispa voor de HEER te verzamelen. 18 Daar sprak hij de Israëlieten als volgt toe: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Ik ben het die jullie uit Egypte heeft geleid. Ik ben het die jullie heeft bevrijd uit de greep van Egypte en alle andere koninkrijken door wie jullie onderdrukt werden. 19 Maar nu hebben jullie je God, die jullie steeds uit alle rampspoed en ellende heeft gered, verworpen en vragen jullie hem of hij een koning over jullie aanstelt. Welnu, stel je op voor de HEER per stam en per familie.’ 20 Samuël liet de stammen van Israël aantreden en het lot viel op de stam Benjamin. 21 Vervolgens liet hij de families van de stam Benjamin aantreden en het lot viel op de familie van Matri. Uiteindelijk viel het lot op Saul, de zoon van Kis. Ze gingen naar hem op zoek, maar ze konden hem niet vinden. 22 Daarom raadpleegden ze nogmaals de HEER: ‘Waar is de man die ontbreekt?’ ‘Daar is hij, ‘zei de HEER. ‘Hij houdt zich schuil tussen de bagage.’ 23 Ze renden op hem af en haalden hem te voorschijn. Toen hij tussen het volk stond, stak hij met kop en schouders boven iedereen uit. 24 Samuël zei tegen de Israëlieten: ‘Ziet u wat voor iemand de HEER gekozen heeft? In heel het volk is er geen tweede als hij!’ En het volk juichte en riep: ‘Leve de koning!’ 25 Daarop wees Samuël het volk nogmaals op de rechten die aan het koningschap verbonden zijn, en stelde die op schrift in een boekrol die hij voor de HEER neerlegde. Daarna ontbond hij de volksvergadering, en iedereen keerde terug naar huis. 26 Ook Saul ging weer naar zijn woonplaats Gibea. Een leger van dappere krijgslieden ging met hem mee, door God daartoe bewogen. 27 Sommigen waren minder overtuigd en zeiden smalend: ‘Moet die ons uit de nood redden?’ Ze keken minachtend op hem neer en boden hem geen geschenken aan. Maar Saul deed alsof hij er niets van merkte. (NBV)
Een God inruilen voor een Koning. Daar komt het op neer volgens het gedeelte dat we vandaag lezen uit het eerste boek Samuël. De politieke betekenis van die stelling, een stelling die volgens de het verhaal door de God van Israël zelf op tafel is gelegd, wordt meestal verwaarloosd. We zijn sinds de dagen van Saul zo gewend geraakt aan menselijke koningen dat we ons een samenleving zonder een regering van mensen helemaal niet meer kunnen voorstellen. Nu is dat ook wel moeizaam. Tijdens de Rechters die in het gelijknamige boek werden besproken was het idee dat ieder deed wat goed was in zijn ogen ook al niet een garantie op een vreedzame samenleving. Telkens weer werd de oogst van het volk Israël geroofd door buurvolken en van tijd tot tijd sloegen de stammen ook elkaar de hersens in. Dat de God van Israël wetten had uitgevaardigd die richtingwijzers waren voor een rechtvaardige samenleving vergat het volk voortdurend.
Zelfs als je Priesters aanstelde om recht en gerechtigheid te handhaven en te vertellen over die richtingwijzers voor de menselijke samenleving ging het verkeerd. De zonen van de Hogepriester Eli werden corrupt. En Eli was nog wel hogepriester bij de Tent der Ontmoeting waar de Ark van het Verbond werd bewaard. Dichter bij de Wet van de God van Israël kon je bijna niet komen. Maar de Ark van het Verbond werd verkwanseld alsof het een beeld van een God was die op eigen kracht bescherming bieden moest en niet het symbool van de samenwerking tussen het volk en die God. De zonen van Samuël, die zelf toch een prima Rechter en Profeet was, waren net zo corrupt. Veel en veel later zou men zeggen dat dus niet wie zegt “Here, Here” als voorbeeld moet dienen maar wie zich houdt aan die richtlijnen voor de menselijke samenleving, wie van de naaste houdt als van zichzelf. Wie er Koning wordt is louter toeval. Een dergelijk heerser valt je toe en daar moet je het mee doen. Dat blijkt uit de manier waarop het volk bij Saul uitkomt. Die Saul had het al zien aankomen en had zich verstopt tussen de bagage van al die stammen die in Mispa bij elkaar waren gekomen.
En zoals gebruikelijk in een volk is een deel onder de indruk van de heerser en staat een ander deel er uiterst kritisch tegenover. Bij Saul is de kracht imponerend en soldaten blijken graag in zijn leger te dienen. Zodra Saul koning is, blijkt uit het verhaal, is het ideaal van de samenleving zoals die door de God van Israël werd geschetst helemaal verdwenen. Hier is geen oog meer voor zwakken, geen wetten meer om de weduwen en de wees te beschermen. Nu gelden de rechten van de koning, rechten op soldaten, op een inkomen, op voedsel en huisvesting. De tegenstelling tussen een regering op basis van het program van de God van Israël en een regering op basis van macht kan niet duidelijker geschetst worden. Tot in onze dagen kunnen we tussen de twee kiezen, tot in onze dagen mogen we geloven dat een samenleving volgens het program van de God van Israël vrede en recht brengt. En elke dag mogen we daar mensen van overtuigen, ook vandaag weer.