Handelingen 3:1-10
1 Op een dag gingen Petrus en Johannes zoals gewoonlijk omstreeks het negende uur naar de tempel voor het middaggebed. 2 Men had ook een man die al sinds zijn geboorte verlamd was naar de tempel gebracht; hij werd daar elke dag neergelegd bij de poort die de Schone heet, om te bedelen bij de bezoekers van de tempel. 3 Toen hij zag dat Petrus en Johannes de tempel wilden binnengaan, vroeg hij om een aalmoes. 4 Petrus richtte zijn blik op hem, evenals Johannes, en zei: ‘Kijk ons aan.’ 5 De bedelaar keek naar hen op, in de verwachting iets van hen te krijgen. 6 Maar Petrus zei: ‘Geld heb ik niet, maar wat ik wel heb, geef ik u: in de naam van Jezus Christus van Nazaret, sta op en loop.’ 7 Hij pakte hem bij zijn rechterhand om hem overeind te helpen. Onmiddellijk kwam er kracht in zijn voeten en enkels. 8 Hij sprong op, ging staan en begon te lopen. Daarna ging hij samen met hen de tempel binnen, lopend en springend en God lovend. 9 Alle tempelbezoekers zagen hem lopen en hoorden hem God loven. 10 Ze herkenden hem als de bedelaar die altijd bij de tempelpoort had gezeten en waren buiten zichzelf van verbazing over wat er met hem was gebeurd. (NBV)
Als je niet mee kunt doen in de race om rijkdom wordt je vanzelf een bedelaar. Jongeren die om zich heen zien dat mensen van dezelfde afkomst geen werk krijgen en zeker geen carrière maken komen vanzelf in de criminaliteit terecht. Als de samenleving hen het stempel opdrukt dat ze niet deugen dan moet dat maar en dan zullen ze daar ook het beste in slagen. Lucas beschrijft in het begin van zijn boek de Handelingen van Apostelen een samenleving die tegengesteld is aan de carière maatschappij die we zo goed kennen. De mensen van de Weg van Jezus van Nazareth verkopen alles wat ze hebben, delen dat uit aan de armen en komen elke dag bij elkaar om het brood te breken. Dat brood breken doen ze natuurlijk ter nagedachtenis aan Jezus van Nazareth. Verder wordt verteld dat ze in de Tempel zijn. Niet zo vreemd want daar worden de richtlijnen van God bewaard waarin staat dat je je naaste moet liefhebben als jezelf en dat was nu juist het eigenaardige aan de Weg van Jezus van Nazareth.
Goed voorbeeld daarvan is het verhaal Petrus en Johannes en de genezing van de verlamde. Zo’n man die moeilijk op eigen benen kon staan en zeker niet zelf zijn brood kon verdienen en meedoen in de race om de beste te worden. Voor hem bleef niet anders over dan zitten bij de Tempelpoort en zich afhankelijk te maken van anderen. Ook hij had een succesvol beroep. Als het de plicht is van iedereen om aalmoezen te geven aan de armen dan zal iedereen het waarderen dat je als arme ook direct bereikbaar bent, dat men niet op zoek naar je hoeft, maar voor iedereen zichtbaar de arme zit uit te hangen. De gevers van aalmoezen deden dat dan ook graag in alle openbaarheid zo dicht bij de Tempel in Jeruzalem. Alleen die rare mensen van de Weg van Jezus van Nazareth verstoren het feestje. Die geven geen aalmoes maar die steken hun hand uit. Die zetten mensen in beweging om ook die weg te gaan. Daar heb je immers geen geld voor nodig? Dat hebben ze zelf ook niet.
Daar heb je een gemeenschap voor nodig die je neemt zoals je bent, die niet vraagt hoe rijk je wel niet wordt, of waarin je de beste bent, maar die alleen van je vraagt dat je deelt en af en toe ook een hand uitsteekt. Dan ben je geen bedelaar meer maar dan doe je als gelijke mee. Zo’n gemeenschap zal niet lang standhouden zul je zeggen, dat is een idealisme dat elke zin voor realiteit tart. Toch zijn er tot in onze dagen telkens weer mensen die het proberen. Die huis en haard verlaten om samen gemeenschap te worden, gemeenschappen waar iedereen aan mee mag doen en niemand bedelaar hoeft te worden. Na verloop van tijd lossen die gemeenschappen zich vaak weer op. Maar de droom blijft, zolang mensen er aan blijven werken zal er ooit een andere wereld komen. Een wereld waar iedereen samen die gemeenschap vormt waar geen bedelaars en boeven meer hoeven te zijn. Een wereld waar God zelf zal willen wonen.