Handelingen 2:29-36
29 Broeders en zusters, u zult mij wel toestaan dat ik over de aartsvader David zeg dat hij gestorven en begraven is; zijn graf bevindt zich immers nog steeds hier. 30 Maar omdat hij een profeet was en wist dat God hem onder ede beloofd had dat een van zijn nakomelingen zijn troon zou bestijgen, 31 heeft hij de opstanding van de messias voorzien en gezegd dat deze niet aan het dodenrijk zou worden overgeleverd en dat zijn lichaam niet tot ontbinding zou overgaan. 32 Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij allen. 33 Hij is door God verheven, zit aan zijn rechterhand, en heeft van de Vader de heilige Geest, die ons beloofd is, ontvangen. Die Geest heeft hij op ons doen neerdalen, en dat is wat u ziet en hoort. 34 David is weliswaar niet naar de hemel opgestegen, maar toch zegt hij: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, 35 tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’ ” 36 Laat het hele volk van Israël er daarom zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en messias is aangesteld.’ (NBV)
Het vervolg van de preek van Petrus lezen we vandaag. Die preek was bedoeld voor de mensen in Jeruzalem die op het traditionele Pinksterfeest ineens een geluid hadden gehoord als van een geweldige ademwind, zonder dat de storm was opgestoken, en een groep mensen hadden gezien die wel op een stel brandende braambossen leken. Met Pinksteren vierden ze ook dat het volk de Tora had gekregen tijdens de reis door de woestijn. Op de plek waar Mozes God had leren kennen in een brandende braambos. Sommige toeschouwers dachten daarom zelfs dat ze dronken waren zo op de vroege morgen roepend over de bevrijding die was gekomen door te leven in de Geest van God die ze hadden leren kennen en gekregen door hun voorganger Jezus van Nazareth. Petrus legt hier uit wat het allemaal te betekenen heeft. Het gaat om vertrouwen op God.
De Romeinse overheersing was ondraaglijk geworden. Die volgelingen van Jezus van Nazareth konden er over mee praten. Die Jezus was immers door de Romeinen aan een kruis gehangen. De vraag was wat nu? Neem je met geweld wraak voor de moord of is er een andere weg. Petrus komt met een andere weg, een weg die ze van die Jezus hadden geleerd. De weg terug naar het oude geloof in de God die met je meegaat door de woestijn, die je vijanden aan je voeten zal leggen als je je houdt aan de richtlijnen voor de menselijke samenleving, de richtlijn voor breken en delen, de oproep tot zorgen voor elkaar. Ooit waren mensen geschapen naar Gods beeld, ooit had Mozes de bevrijder God ontmoet in een brandende braambos in het hart van de woestijn en ooit had de grootste Koning van Israel, David gezegd dat als je God als Heer erkent je Heer nooit verslagen of gedood kan worden. De Liefde, die God is, sterft nooit en nergens
Zo waren de 120 volgelingen van Jezus bij elkaar gekomen en zo nodigden ze iedereen uit om er aan mee te gaan doen. Een eigen gemeenschap die niet onderdrukt kon worden door de Romeinen. Die Romeinen konden de mensen doden, maar nooit de Liefde, nooit de gemeenschap. Je moet dan wel durven op een radicaal andere manier te gaan leven. Geen baas en geen heerser heeft het dan meer te vertellen. Alleen de liefde voor de zwakste, voor de naaste, alleen delen van wat je hebt telt nog. Na die indrukwekkende preek van Petrus lieten 3000 mensen zich dopen als teken dat ze echt het oude leven van zich afspoelden en het nieuwe leven begonnen. In één klap was die kleine groep van 120 volgelingen een grote groep geworden. En vandaag en morgen kunnen ook wij ons er, misschien opnieuw, bij aansluiten. Je kunt je zelfs laten dopen als je nog niet gedoopt bent, bel maar een dominee in de buurt, overal is er één.