Psalm 64
1 Voor de koorleider. Een psalm van David. 2 Hoor mijn stem, God, hoor mijn klacht, behoed mij voor de dreiging van de vijand, 3 verberg mij voor die misdadige bende, voor die meute van boosdoeners. 4 Ze scherpen hun tong als een mes, ze richten hun pijl, een giftig woord, 5 uit verborgen hoeken schieten ze op een onschuldige, ze schieten onverhoeds, voor niemand bang. 6 Ze wapenen zich met kwade woorden, overwegen het zetten van een val, en zeggen: ‘Wie zou het zien?’7 Ze zinnen op misdaden en denken: ‘We lijken onschuldig, zo verborgen is ons plan. -Diep als een afgrond is het hart van de mens.’ 8 Dan schiet God zijn pijl op hen af, onverhoeds worden ze zwaar verwond, 9 hun eigen tong heeft hen ten val gebracht, wie hen ziet, schudt verbijsterd het hoofd. 10 De mensen zijn van ontzag vervuld en roemen wat God heeft gedaan, zij beseffen dat het zijn werk is. 11 De rechtvaardige verblijdt zich in de HEER en zoekt bij hem zijn toevlucht. Wie oprecht van hart is, prijst zich gelukkig. (NBV)
Vandaag zingen we weer een klaagpsalm mee met de Kerk. In deze Psalm worden de misdaden van de onderdrukker en vijand breed uitgemeten. Je zou bijna gaan denken dat een Syrisch orthodox priester de afgelopen week de Psalm heeft geschreven. Hij gaat immers over vijanden die hun misdaden in het verborgene plegen? Niemand krijgt hun kwade praktijken te zien? Die vijanden denken dat ze onschuldig lijken, zo verborgen zijn hun plannen. Maar zo is het niet. De Psalm bezingt de mensen die niet de Weg van de God van Israël volgen. Die de richtlijnen van heb uw naaste lief niet kennen, die zich niet houden aan het Gij zult niet doden en het Gij zult niet begeren iets dat van uw naaste is. De Psalm waarschuwt voor die mensen, want hun kwade plannen zijn verborgen in hun hart en ons hart is diep als een afgrond.
Omdat de Psalm dus niet gemaakt is in de huidige situatie in Syrië moeten we op zoek naar de oorspronkelijke betekenis. Ook die zou voor ons wel eens van belang kunnen zijn. De meeste uitleggers van de Psalmen wijzen er op dat in het vervolg van de Psalm de vijanden struikelen over hun eigen tong en zich daardoor verraden. Die verborgen plannen die hen zo onschuldig doen lijken moeten daarom ook te maken hebben met wat ze zeggen. Of ze nu tovenaars zijn die met toverspreuken de gelovige in hun macht proberen te krijgen, in oude Bijbelse tijden zeker niet ondenkbaar, of geestenfluisteraars die via verbale trucs net doen of ze meer weten dan een ander, ze komen bij ons op de TV, ze liegen en bedriegen en proberen onschuldigen in hun macht te krijgen. Maar ook dictators en politici kunnen gemakkelijk van goed in het gehoor liggende frases gebruik maken om hun eigenlijke bedoelingen te verbergen.
Het is Gods pijl die de misdadigers in deze Psalm zwaar verwond. Nu niet gelijk denken aan donder en bliksem die uit de hemel komen als iemand een leugen vertelt. Dat is oud Germaans denken aan Donar de dondergod. Die god bestaat zeker niet. De pijl waar hier over gezongen wordt is het Woord van God. Gesproken wordt van de rechtvaardigen die zich verblijden in de Heer. Rechtvaardigen zijn mensen die de minsten tot hun recht laten komen. Dat merk je dus pas aan hun daden. En aan de vruchten herkent met de boom nietwaar. Als jouw daden ondanks je mooie woorden leiden tot oorlog en geweld dan deugen jouw daden niet. Als jouw woorden leiden tot bloei van de minsten, als die eindelijk mee mogen delen in de rijkdom van deze wereld, dan spreek je woorden die ingegeven worden door de God van Israël. En het Woord van God maakt een scherp onderscheid tussen de een en de ander. We moeten dus niet alleen luisteren naar wat woorden te zeggen hebben maar ook wat de daden te vertellen hebben. En wij mogen elke dag opnieuw onze daden voor zich laten spreken en de eer van God laten verkondigen. Ook vandaag weer.