Hosea 5:8-15
8 Blaas de ramshoorn in Gibea, steek de trompet in Rama, sla alarm in Betel: ‘Te wapen, Benjamin!’ 9 Efraïm zal een schrikbeeld worden als de dag van de vergelding komt; wat ik over de stammen van Israël afkondig is onafwendbaar. 10 Nu al stillen de Judese bevelhebbers hun landhonger. Maar ik stort mijn woede als een vloed over hen uit. 11 Efraïm wordt verdrukt en het recht wordt verkracht, omdat het volk onverstoorbaar achter machten van niets aan liep. 12 Als een etterwond ben ik voor Efraïm, voor het volk van Juda als beenrot. 13 Toen Efraïm merkte hoe ziek het was, en Juda zijn zwerende wonden zag, wendde Efraïm zich tot Assyrië om hulp te zoeken bij koning Kemphaan. Maar die kan geen genezing brengen, die heeft geen middel tegen hun kwalen. 14 Want ik ben het die Efraïm aanvalt als een leeuw, als een sterke leeuw keer ik mij tegen het volk van Juda: ikzelf zal hen verscheuren, ik zal hen wegslepen, en niemand die hen redden kan. 15 Ik ga terug naar de plaats waar ik woon, totdat ze voor hun daden geboet hebben en mij weer gaan zoeken. Door de nood gedreven zullen ze weer naar mij vragen. (NBV)
Er komt oorlog. De troepen langs de grens met Israël worden opgroepen zich klaar te maken voor de strijd. De Ramshoorn wordt geblazen om de strijders van Juda op te roepen. Zij moeten hun werk en hun gezin in de steek laten om zich in te zetten voor de bescherming van Juda. Bij de offerplaats in Rama wordt op de bazuin geblazen. Ook God wordt opgeroepen zich in de strijd te mengen. En in Betel klinkt het alarm. De stam Benjamin die het dichtst bij Israël ligt moet de wapens ter hand nemen, want de oorlog is onvermijdelijk. Israël zal ten onder gaan.
Maar de bevelhebbers van Juda zijn geen haar beter dan die van Israël. Omdat Israël zich moet verdedigen tegen de grootmachten die haar bedreigen is er ruimte om langs de grens tussen Juda en Israël alvast ook een kleine oorlog te beginnen en land van Israël te veroveren en in te lijven bij Juda. Beide volken zijn even ziek. Ze hebben zich op dezelfde manier van de God van Israël afgekeerd. Ze denken zelf de oorlogen te kunnen winnen. Recht en gerechtigheid, broederliefde, saamhorigheid spelen geen enkele rol meer. Efraïm dacht nog bescherming te kunnen krijgen van een wereldmacht, maar dat helpt niet.
Als je bij sterke wereldmachten je steun denkt te vinden dan ga je zelf ten onder. Wie handelsoorlogen voert zal verliezen. Wie een gemeenschappelijke markt verlaat moet daarvoor een hoge prijs betalen. Denken dat je het in deze dagen alleen wel af kan wordt bestraft met economische en politieke neergang. De armen worden daarvan het eerst de slachtoffers. De rijken kunnen altijd nog vluchten naar veilige oorden waar gastvrijheid, samenwerking en zorg nog de boventoon voeren. De armen zullen door de binnensteden zwerven niet meer in staat werk te vinden en een inkomen te verwerven. Ook voor ons geld dat niet de beste willen zijn maar je naaste liefhebben als jezelf de grondregels van een samenleving behoren te zijn, ook vandaag weer.