Rechters 19:10b-30
Toen ze ter hoogte van Jebus waren, het huidige Jeruzalem, 11 stond de zon al zo laag dat de knecht tegen zijn meester zei: ‘Daar ligt de stad van de Jebusieten. Zouden we er niet goed aan doen om daar voor vannacht onderdak te zoeken?’ 12 ‘Nee, ‘antwoordde zijn meester. ‘We gaan geen stad vol vreemden binnen die niet tot het volk van Israël behoren. We kunnen beter doorgaan naar Gibea 13 en misschien halen we zelfs Rama nog. Dan kunnen we in een van die plaatsen overnachten.’ 14 Ze liepen dus de stad voorbij en gingen verder. Juist bij zonsondergang kwamen ze bij Gibea, in het gebied van Benjamin. 15 Ze gingen de stad binnen om er de nacht door te brengen. Op het stadsplein hield de man halt, maar er was niemand die hen uitnodigde om bij hem thuis te overnachten. 16 Na een tijdje kwam er een oude man aan, die juist terugkwam van zijn werk op het land. Hij was afkomstig uit Efraïm en woonde als vreemdeling in Gibea; de inwoners van de stad zelf waren Benjaminieten. 17 Toen hij de reizigers op het stadsplein zag staan, sprak hij de man aan en vroeg: ‘Waar gaat u naartoe? Waar komt u vandaan?’ 18 ‘Wij zijn op weg van Betlehem in Juda naar onze woonplaats diep in het bergland van Efraïm, waar ik vandaan kom, ‘antwoordde de Leviet. ‘Ik ben in Betlehem geweest en nu ben ik op weg naar huis. Maar niemand biedt me onderdak. 19 We hebben zelf alles bij ons, heer: stro en voer voor onze ezels, en ook voedsel en wijn voor mezelf en voor mijn vrouw hier en mijn knecht.’ 20 ‘Bij mij bent u welkom, ‘zei de oude man. ‘Maar ik sta erop dat u mij laat zorgen voor alles wat u nodig hebt. Breng in elk geval niet hier op het plein de nacht door.’ 21 Hij nodigde hen binnen in zijn huis, en nadat hij hun ezels had gevoerd, wasten ze hun voeten en gingen ze aan tafel. 22 Terwijl de reiziger en zijn gastheer genoeglijk aan de maaltijd zaten, liepen de mannen van de stad bij het huis te hoop. Deze onverlaten bonsden op de deur en riepen tegen de oude heer des huizes: ‘Laat die gast van u naar buiten komen, we willen hem nemen!’ 23 De gastheer ging naar buiten en zei tegen hen: ‘Mensen, bega toch geen schanddaad. Zoiets kunt u niet doen: deze man is bij mij te gast! 24 Ik heb hier mijn dochter, die nog maagd is, en de bijvrouw van mijn gast; laat me die naar buiten sturen. Neem hen maar en doe met hen wat u wilt, maar doe deze man hier zoiets schandelijks niet aan.’ 25 De belagers gingen daar niet op in, maar toen de Leviet zijn vrouw de straat op duwde, naar hen toe, verkrachtten en misbruikten ze haar de hele nacht lang. Pas bij het eerste ochtendgloren lieten ze haar gaan. 26 Terwijl het langzaam licht werd, sleepte ze zich naar het huis waar haar man te gast was. Voor de drempel viel ze neer. 27 Toen haar man die ochtend bij de eerste zonnestralen de deur opende en naar buiten ging om zijn reis te vervolgen, zag hij zijn vrouw daar liggen, haar handen uitgestrekt naar de drempel. 28 ‘Sta op, ‘zei hij tegen haar. ‘Kom, we vertrekken.’ Maar er kwam geen antwoord. Hij tilde haar op de ezel en vertrok naar zijn woonplaats. 29 Bij zijn thuiskomst nam hij zijn mes en sneed het lichaam van zijn vrouw in twaalf stukken; naar elk stamgebied van Israël stuurde hij een stuk. 30 En ieder die het zag zei: ‘Zoiets is nog nooit gebeurd! Nog nooit hebben we in Israël zoiets meegemaakt, vanaf de uittocht uit Egypte tot op de dag van vandaag. Dit kunnen we niet toestaan. We moeten ons beraden en besluiten wat we zullen doen.’ (NBV)
Gastvrijheid is een goede eigenschap. Dat hoor je overal. Gastvrijheid betekent dat er voor de gasten gezorgd wordt en niet dat er van de gasten geprofiteerd wordt. In het beroemde lied over de liefde uit de brief van Paulus aan de Korintiërs in het Nieuwe Testament staat dat de liefde zichzelf niet zoekt. Dat geldt bij uitstek voor de gastvrijheid. In het verhaal dat hierboven staat is het tegendeel aan de orde. In het eerste deel dat we gisteren gelezen hebben kon de gastvrijheid niet op, in het verhaal van vandaag gaat het alleen om de eigenliefde. Allereerst is het een vreemdeling die de gastvrijheid moet betrachten. Het volk van Israel dat in Gibea woont, geeft niet thuis. Zelfs niet voor een priester van de Heilige Tent. Misschien zelfs juist niet voor een priester die betrokken is bij het bewaken van de Bijbelse richtlijn van eerlijk delen, van heb je naaste lief als jezelf. Gastvrijheid ho maar, zelfs niet als het niets hoeft te kosten, voedsel voor mens en dier hadden ze immers zelf bij zich.
Integendeel als er dan gastvrijheid is verleend wil het hele dorp er van meeprofiteren. En wel op de manier die ooit ook in Sodom en Gomorra gebeurde toen Lot daar zijn toevlucht had gezocht. In plaats van de gastvrijheid die de richtlijn uit de woestijn, het “heb uw naaste lief als uzelf”, voorschreef moeten er vruchtbaarheidsoffers gebracht worden. Vreemdelingen in je midden opnemen zou je anders wel eens armer kunnen maken, verlies kun je er door lijden. De hele nacht dat de gast onderdak krijgt wordt er geofferd en dat kost uiteindelijk de vrouw uit het verhaal het leven. Het uiterste tegendeel van vruchtbaarheid krijgt men er voor terug. Sodom en Gomorra werden omgekeerd en de naamloze Leviet uit het verhaal zorgt er voor dat het hele volk te hoop loopt tegen deze schande, van de stam van Benjamin.
Wij doen dat netter. Vreemdelingen die een echte bijdrage aan onze welvaart kunnen geven door kennis, opleiding of talent die mogen hier verblijven, alleen voor de duur van het leveren van die bijdrage dus. Als we ze heel hard nodig hebben dan mogen hun partner en hun kinderen soms ook komen. Maar als we ze niet nodig hebben dan schoppen we ze de straat op, ten prooi aan uitbuiting en verkrachting. Prostituees uit Oost-Europa werken hier bijna allemaal onder dwang. In een baan hier in Nederland mogen ze niet werken, maar als ze zich inschrijven bij de kamer van koophandel kunnen ze te werk gesteld worden in de rosse buurten. Wetten zijn er nauwelijks tegen. Verkrachting en mishandeling is hun deel, net als de vrouw uit het verhaal dat we vandaag uit de Bijbel lezen. Het hulpgeroep van de machtelozen roept tot de hemel. Misschien is het niet nodig dat heel ons volk door de buurvolkeren, onze broedervolken, omgebracht wordt. Maar het is hoog tijd dat we opstaan en in verzet komen tegen vrouwenhandel en misbruik. Elke dag kunnen we daarmee beginnen, ook vandaag.