Rechters 18:11-31
11 Hierop vertrokken de Danieten uit hun verblijfplaats tussen Sora en Estaol. Het leger bestond uit zeshonderd gewapende mannen.
12 Ze gingen op weg en sloegen hun kamp op bij Kirjat-Jearim in Juda. Daarom wordt die plek sindsdien Machane-Dan genoemd. Het ligt iets ten westen van Kirjat-Jearim. 13 Van daar trokken ze verder door het bergland van Efraïm. Toen ze langs de plaats kwamen waar Micha woonde, 14 vertelden de vijf die het gebied verkend hadden aan hun stamgenoten dat zich in een van die gebouwen een priestergewaad en godenbeeldjes bevonden, en ook een zilveren beeld. ‘Jullie weten dus wat je te doen staat, ‘zeiden ze. 15 Ze sloegen de weg naar het huis van Micha in, waar de jonge Leviet woonde, en begroetten hem hartelijk. 16 Terwijl de zeshonderd gewapende Danieten postvatten bij de toegangspoort, 17 liepen de vijf verkenners door. Ze drongen het huis binnen en namen het priestergewaad en de godenbeeldjes mee, en ook het beeld met het zilverbeslag. De priester stond dus met de zeshonderd gewapende mannen bij de toegangspoort, 18 terwijl de vijf het huis van Micha binnengingen en het beeld met het zilverbeslag, het priestergewaad en de godenbeeldjes meenamen. ‘Wat moet dat daar?’ riep de priester. 19 ‘Stil, ‘antwoordden ze. ‘Zeg niets, maar ga met ons mee en word onze raadgever en priester. U kunt toch beter priester zijn voor een hele stam Israëlieten dan voor het huishouden van één man?’ 20 Daar stemde de priester van harte mee in. Hij nam zelf het priestergewaad, de godenbeeldjes en het zilveren beeld en sloot zich bij hen aan. 21 De Danieten vervolgden hun tocht; de vrouwen en kinderen lieten ze voorop gaan, samen met het vee en hun andere bezittingen. 22 Ze waren al een flink eind op weg, toen de inderhaast bij elkaar geroepen knechten die bij Micha woonden hen achterop kwamen 23 en tegen hen begonnen te schreeuwen. De Danieten draaiden zich om en vroegen aan Micha: ‘Wat is er aan de hand? Waarom hebt u al die mensen op de been gebracht?’ 24 ‘U hebt de goden gestolen die ik heb laten maken, ‘antwoordde Micha. ‘Ook mijn priester hebt u meegenomen. Niets heb ik meer over! Hoe kunt u dan nog vragen wat er aan de hand is?’ 25 Maar de Danieten antwoordden: ‘U kunt maar beter niet zo’n grote mond tegen ons opzetten, want wanneer deze heetgebakerde mannen zich op u storten, is het met u en uw mensen gedaan.’ 26 Hierop vervolgden de Danieten hun weg. En Micha, die inzag dat hij toch niets tegen hen kon beginnen, keerde terug naar huis. 27 Zo kwamen de Danieten met de beelden die Micha had laten maken en de priester die bij hem in dienst was geweest, bij Laïs aan. Ze overvielen de inwoners, die een rustig leven leidden en zich van geen gevaar bewust waren, doodden ze allemaal en staken de stad in brand. 28 Er was niemand die de bevolking van Laïs te hulp kwam, want Sidon lag ver weg en ze hadden geen enkele bondgenoot. Daarna herbouwden de Danieten de stad, die in de vallei van Bet-Rechob lag, en gingen er wonen. 29 Ze noemden hun stad Dan, naar hun stamvader, een van de zonen van Israël; daarvoor heette die stad Laïs. 30 Ze gaven er het zilveren godenbeeld een plaats, en Jonatan, die een zoon was van Gersom, de zoon van Mozes, werd hun priester. Na hem bleven zijn nakomelingen bij de Danieten het priesterambt vervullen, totdat de bevolking werd weggevoerd. 31 Zolang het heiligdom van God in Silo bestond, bleef het godenbeeld dat Micha had laten maken bij de Danieten. (NBV)
Er verliep een heleboel tijd tussen de geschiedenis van Micha en de Dan-nieten en het wegvoeren van het volk van Israel in de ballingschap naar Babel. Eeuwen zijn er overheen gegaan. In Babel zijn toen de geloofsverhalen van het volk opgeschreven. In het boek Rechters werden nog een paar rare oude gebruiken verklaard. Zo kennen we de verklaring voor een vierdaagse rouwperiode van de meisjes van Israel, die rouwden om de dochter van Jefta. En die lui van de stam Dan hadden ook zo iets geks. Ze hadden een paar beeldjes van wat de heidenen “goden” zouden noemen en ze hadden hun eigen priesterfamilie. Volgens dit verhaal uit het boek Rechters hadden ze die beeldjes nog gestolen ook. Die lui van Dan stonden dus niet echt goed aangeschreven. Je zou denken dat als er motoren geweest waren ze hun eigen motorclub hadden gehad. Toch is het verhaal opgeschreven. En het staat in de Bijbel.
Ook al hadden die lui van Dan rare gewoonten, en misschien zelfs een kwade reuk, ze hoorden toch bij het volk van Israel. Want hoe dan ook ze erkenden maar één Heer, de God die in de woestijn die de leer had gegeven van eerlijk delen. En dat is toch wat anders dan een motorclub die binnen ons land een eigen samenleving begint. Leuk natuurlijk als mensen hun eigen cultuur vormgeven, maar de wetten in dit land hebben we samen gemaakt. Niemand kan zeggen er niet mee te maken te hebben omdat niet werd deelgenomen aan een verkiezing. Wie niet stemt mag niet klagen, maar wie niet stemt hoort zich wel aan de wetten te houden die onze gekozenen hebben gemaakt. Als de wetten ons niet bevallen moeten we maar andere vertegenwoordigers kiezen. Hoe je er uit ziet maakt in ons land niet uit. Op motoren rondrijden mag, met een rijbewijs uiteraard en niet boven de maximum snelheid en volgens de verkeersregels die daar voor zijn.
Dat zijn regels die voor alle mensen gelden en die voor iedereen een zekere mate van veiligheid waarborgen. Dat geld voor heel veel wetten, de veiligheid van ons allemaal. De wetten tegen drugs, alcohol, geweld en dreigen met geweld, ze zijn er ten behoeve van ons allen. Denk niet dat godsdienst of cultuur mensen vrij kunnen stellen van die wetten. Zo hebben veel gemeenten de regel dat je niet onherkenbaar vermomd over straat mag lopen. Vroeger sloeg dat op mannen met bivakmutsen, tegenwoordig op vrouwen met een Boerka. Door carnaval en Sinterklaas zijn we die regel misschien vergeten. Maar regels zijn goed als ze voor het welzijn van ons allemaal zijn. Het enige dat de Bijbel van ons vraagt is de mensen te stellen boven de regels. Het hart van de leer is nu eenmaal je naaste lief te hebben als jezelf. Daar kan niemand je van af brengen. Daarom hoorden die lui van Dan met hun rare gewoonten ook bij het volk, ze deelden immers en hielden zich aan de leer van Mozes.