Deuteronomium 4:5-20
5 Zoals de HEER, mijn God, mij heeft opgedragen, leer ik u wetten en regels waarnaar u moet handelen in het land dat u in bezit zult nemen. 6 Leef ze strikt na, dan toont u wijsheid en inzicht. Alle volken die dat zien en van deze wetten horen, zullen zeggen: ‘Wat is dat grote volk wijs en verstandig!’ 7 Want welk volk, hoe groot ook, heeft goden zo dichtbij als wij de HEER, onze God, telkens als wij hem om hulp roepen? 8 En welk volk, hoe groot ook, heeft wetten en regels zo rechtvaardig als het onderricht dat ik u nu geef? 9 Wees gewaarschuwd en neem u zorgvuldig in acht, zodat u nooit vergeet wat u met eigen ogen hebt gezien, maar de herinnering daaraan levendig houdt en alles aan uw kinderen en kleinkinderen doorvertelt. 10 Vertel ze hoe u bij de Horeb voor de HEER, uw God, verscheen, nadat hij tegen mij had gezegd: ‘Roep het volk bijeen, dan maak ik hun mijn geboden bekend. Dan leren ze ontzag voor mij te hebben zolang ze leven, en brengen ze dat ook hun kinderen bij.’ 11 Op die dag kwam u schoorvoetend naar de voet van de berg, waaruit vuur hemelhoog opvlamde, te midden van duisternis en dreigende, donkere wolken. 12 Toen sprak de HEER tot u vanuit het vuur. U hoorde een stem spreken, maar een gedaante zag u niet; er was alleen die stem. 13 Hij maakte de regels van het verbond bekend, de tien geboden. Hij schreef ze op twee stenen platen en eiste dat u zich eraan zou houden. 14 Mij droeg de HEER toen op om u de wetten en regels te leren die u moet nakomen in het land aan de overkant, dat u in bezit zult nemen. 15 Maar aangezien u geen gedaante hebt gezien toen de HEER u op de Horeb vanuit het vuur toesprak, moet u zich zorgvuldig in acht nemen: 16 misdraag u niet door een godenbeeld te maken, een afbeelding van welk wezen dan ook, man of vrouw, 17 of van een dier dat op het land leeft of van de vogels in de lucht, 18 van kruipende dieren of van vissen in het water onder de aarde. 19 En als u omhoog kijkt en de zon, de maan en de sterren ziet, al die lichten aan de hemel, laat u er dan niet toe verleiden daarvoor neer te knielen en te vereren wat de HEER, uw God, voor de andere volken op aarde heeft bestemd. 20 Want u bent door de HEER uitgekozen en uit de smeltoven van Egypte weggehaald om hem als zijn eigen volk toe te behoren, zoals nu het geval is. (NBV)
De leer van Mozes waarover we uit het boek Deuteronomium hebben gelezen is een verhaal dat aan kinderen en kleinkinderen moet worden doorgegeven. Mozes vertelt het verhaal aan het volk alsof ze er zelf zijn bij geweest. Zo eigen moeten we ons dus de verhalen uit de Bijbel maken. Want van de luisteraars zijn er maar twee die er echt bij waren. Kaleb en Jozua. Alle andere getuigen van hetgeen op de Horeb gebeurde waren inmiddels overleden en ook Mozes zou het beloofde land niet betreden. Er zijn aan het verhaal natuurlijk wel een paar bijzonderheden waar we van kunnen leren. God sloot een verbond met het volk. Wij denken dan gauw dat het gaat om het voor wat hoort wat, maar zo is het niet. De bepalingen van het verbond zijn er maar een paar, 10 stuks worden er meestal geteld. De overige bepalingen uit de Tora, de eerste vijf boeken van de Bijbel zijn de grondslagen voor het volk zelf, als je zo je samenleving inricht wordt het een menselijke samenleving.
Het is een blauwdruk voor het leven in een land waar men nog niet is. Dat betekent dat die verbondsregels algemeen geldend zijn maar dat de regels voor de inrichting van je samenleving in de praktijk best anders kunnen uitvallen maar dat de richting die de regels wijzen maatgevend moet zijn. Jezus van Nazareth zou die regels samenvatten uit twee bepalingen. Eén uit Leviticus en één uit Deuteronomium. Samen vormen ze het beroemde gebod dat Jezus ons gegeven heeft, heb God lief boven alles, en het tweede daaraan gelijk is heb uw naaste lief als uzelf. Wat krijgen we daarvoor terug? In de leer van Mozes is het de bevrijding van angst voor andere mensen en het onbekende. Die eerste generatie woestijnzwervers had het beloofde land niet bereikt omdat ze bang waren voor de reuzen die er waren gezien. De tweede generatie was begonnen met de reuzen die geregeerd hadden in Basan te verslaan en hun 60 steden in de nemen.
Het eerste dat het volk in acht moet nemen is het verbod op afgoderij. Geen afbeeldingen die je kunt aanbidden, noch van mannen, noch van vrouwen. Zijn die gelijk dan? Volgens de Bijbel wel, beiden zijn geschapen naar Gods beeld en gelijkenis en daardoor zijn ze nooit goden of godinnen. De manier waarop wij in de entertainmentindustrie met onze idolen omgaan zou ons aan het denken moeten zetten. Voeren die idolen op de weg van de God van Israël of geven ze toe aan verleidingen die leiden tot de dood en geven ze daardoor voorbeelden die we niet willen hebben. In onze samenleving lijkt het net of wij niet op elke hoek van de straat een altaar hebben waar afgoden worden gediend. Het volk Israël zou dat uiteindelijk wel doen. Alles waar Mozes tegen waarschuwt zal uiteindelijk leiden tot de ballingschap. Maar hoewel wij die afgoden niet zo zichtbaar hebben worden ze wel aanbeden. Vooral de goden van winst en profijt. Daar offeren we ons milieu, onze grond en onze landbouw aan op. Daarvoor tolereren we banken die de grootste criminelen van dienst zijn als er maar aan verdiend kan worden. Ook wij worden opgeroepen te stoppen met het aanbidden van deze afgoden.