Efeziërs 6:1-9
1 Kinderen, wees gehoorzaam aan je ouders uit ontzag voor de Heer, want zo hoort het. 2 ‘Toon eerbied voor uw vader en moeder, ‘dat is het eerste gebod waaraan een belofte verbonden is: 3 ‘Dan zal het u goed gaan en zult u lang leven op aarde.’ 4 Vaders, maak uw kinderen niet verbitterd, maar vorm en vermaan hen bij het opvoeden zoals de Heer dat wil. 5 Slaven, gehoorzaam uw aardse meester zoals u Christus gehoorzaamt, met ontzag, respect en oprechtheid; 6 niet met uiterlijk vertoon om bij de mensen in de gunst te komen, maar als slaven van Christus die van harte alles doen wat God wil. 7 Doe uw werk met plezier, alsof het voor de Heer is en niet voor de mensen, 8 want u weet dat allen door de Heer beloond worden voor het goede dat ze doen, zowel slaven als vrije mensen. 9 Meesters, behandel uw slaven op dezelfde manier. Laat dreigementen achterwege, want u weet dat zij en u dezelfde Heer in de hemel hebben, en dat hij geen onderscheid maakt. (NBV)
Gisteren hadden we het over de misverstanden die de woorden van Paulus kunnen oproepen, en helaas hebben opgeroepen, over de verhouding tussen mannen en vrouwen. Met de woorden van Paulus over ouders en kinderen en over slaven en meesters is het al niet anders. De oproepen om in de geest van Jezus van Nazareth te blijven in die verhoudingen zijn maar al te vaak uitgelegd om de gehoorzaamheids gewoonten van de wereld over te nemen. Zorgen voor je naaste kost immers maar en tijd en tijd is geld en geld is voor de bazen en de rijken. Van harte te doen wat God wil is de kern van het stuk. En we weten dat de onderwijzing in de Liefde van de God van Israël, de Tora, voorschrijft dat je het goede doet en niets dan het goede. Dat geldt ook voor kinderen. In de eerste plaats roept de Bijbel op nooit je afkomst te vergeten. Voor het volk Israel gold, en geldt nog steeds, dat ze moeten onthouden dat ze slaven waren in Egypte en bevrijdt waren van die slavernij. Die bevrijde slaven worden ons ook ten voorbeeld gehouden en als ook wij Heidenen opgeroepen worden onze afkomst niet te vergeten dan geldt voor ons dat we broeders en zusters zijn van die bevrijde slaven in het volk Israel.
Ouders en kinderen eren elkaar dus door te zorgen dat ze werkelijk mens kunnen worden, dat ze mee kunnen werken in dat nieuwe Koninkrijk en volop mee kunnen doen in de samenleving, vrije mensen worden die elkaar helpen te realiseren wat ze in zich hebben. En dan de slaven. Het lijkt er op dat Paulus de slavernij goedpraat, maar zo is het niet. Ook slaven worden opgeroepen hun eigenaar het goede en niets dan het goede voor te houden. En niet voor niets. De Gereformeerde slavenhouders in het Zuiden van de Verenigde Staten verboden het bekeren van hun slaven tot het Christendom. Waren die slaven namelijk eenmaal bekeerd dan waren ze onbruikbaar als slaven omdat ze dan broeders en zusters waren geworden. Paulus sluit hierbij aan bij de oproepen van de profeten aan de ballingen in Babel. Zij moesten zich niet verzetten tegen hun status als balling, maar hun geloof bewaren en tuinen aanleggen waar ze groenten en dergelijke verbouwden zodat ze die konden delen met de armsten in de stad en zodoende een goede reputatie voor de God van Israël konden opbouwen. Slavenopstanden liepen in de dagen van Paulus steevast uit op verschrikkelijke bloedbaden.
De houding die Paulus dus heel uitdrukkelijk vraagt is de houding van bevrijding. Niet de goden van macht en profijt, van geld en goed, regeren hier maar de God van de Liefde. En in die Liefde worden slaven en vrijen gelijkelijk beloond. Er zijn ook vandaag de dag nog een heleboel werksituaties waarin die houding van bevrijding bittere noodzaak is. Slavenverhoudingen tussen arbeiders en werkgevers. Bevrijding van onrechtvaardige werkdruk, van gevaarlijke arbeidsomstandigheden, van ziekmakende verhoudingen komt is nog te veel nodig. Dat in tegenstelling tot volledige ontplooiing, tot medeverantwoordelijkheid, tot samen werken en samen leven waar het eigenlijk over zou moeten gaan. De bevrijding zou vandaag kunnen beginnen. Wij letten er vaak nog te weinig op, maar onze kleding, onze schoenen, snuisterijen worden vaak gemaakt onder de meest verschrikkelijke omstandigheden. Af en toe breekt in een naaiatelier, een weverij of een fabriek brand uit en dan vallen er veel slachtoffers omdat er geen vluchtwegen zijn of omdat arbeiders, kinderen ook vaak, letterlijk aan hun arbeidsplaats geketend zijn. We mogen niet verwachten dat die slaven in opstand komen, maar wij kunnen hen bevrijden door onophoudelijk te vragen om slaafvrije kleding, slaafvrij schoeisel, slaafvrije snuisterijen voor onze huizen. Ook bij onze consumptie geldt dat we het goede moeten doen en niet dan het goede, elke dag opnieuw.