Rechters 5:1-11
1 Die dag zongen Debora en Barak, de zoon van Abinoam, dit lied: 2 ‘Loof de HEER, omdat Israël zijn haren dreigend loswierp, loof de HEER, omdat Israël zich meldde voor de strijd. 3 Koningen en vorsten, luister en hoor toe hoe ik de HEER bezing, een lied zing voor de HEER, de God van Israël. 4 HEER, de aarde beefde toen u voortschreed vanuit Seïr; toen u optrok vanuit Edom stortte water uit de hemel en de wolken neer. 5 Voor de heerser van de Sinai wankelden de bergen, voor u, HEER, u, de God van Israël. 6 Onder Samgar, de zoon van Anat, in de tijd van Jaël, begaf geen karavaan zich nog op weg. Wie toch op reis moest, nam de kronkelpaden. 7 Aanvoerders ontbraken, het land kende geen leiding totdat jij, Debora, kwam en Israël tot leidsvrouw werd. 8 Verkoos men andere goden, dan stond de vijand voor de poorten; ons leger telde veertigduizend man, maar van schild of speer geen spoor. 9 Loof de HEER ! Ik dank hen die niet aarzelden de strijders aan te voeren. 10 Reizigers, gezeten op gezadelde ezelinnen, en ook jullie die te voet moeten gaan, 11 overstem met je verhalen het geklets bij de bronnen en laat ieder bij het drenken zingen van de HEER die overwon, van de overwinning door zijn aanvoerders voor Israël behaald. Daar trok het volk van de HEER ten strijde, voorwaarts vanuit de steden. (NBV)
De strijd van Debora en Barak en het optreden van Jaël lopen uit op een lied. Er zijn geleerden die zeggen dat het lied van Deborah en Barak het oudste stuk uit de Bijbel is. Al het andere is later opgeschreven, maar dit lied was zo populair dat het de eeuwen heeft doorstaan. In de Islam gelooft men dat de Koran is gedicteerd aan de profeet Mohamed. De Bijbel niet, die is in een eeuwenlang proces ontstaan. Bijbel betekent dan ook bibliotheek en zoals een verzamelaar gedurende lange tijd zijn meest kostbare boeken bijeen zoekt, zo hebben ook de gelovigen van Israel en later van de kerk hun boeken bijeengezocht en daar een aantal eeuwen over gedaan. Dat alles begon met dit lied van Deborah. Dat lied mogen we vandaag de dag nog meezingen, want bevrijding blijft altijd nodig.
Het lied van Debora gaat over de richtlijnen die in de woestijn aan het volk gegeven werden. Iedere keer als het volk er vanaf week kregen de vijanden voet aan de grond, maar iedere keer als de Wet werd gevolgd, van “heb je naaste lief als jezelf” nietwaar, werd het volk onverslaanbaar. De laatste generaal die het probeerde was Sisera met zijn strijdwagens. Die strijdwagens liepen vast in de regen en de modder net als ooit de strijdwagens van de Farao, toen het volk door de Rode Zee trok. Ook toen klonk aan het eind van de strijd een vrouwenlied ter overwinning, het lied van Mirjam de zuster van Mozes. Met het lied van Deborah wordt ook dit verhaal een verhaal van bevrijding. Bevrijding van onderdrukking en slavernij en zonder de persoon van Deborah had dat niet gekund zegt het lied.
Barak en Deborah leerden ons dat vrouwen ons ook in de strijd kunnen voorgaan en zonder Deborah was het waarachtig niet gegaan. Van alle liederen en verhalen die in de vroegste tijden zijn ontstaan hield haar lied het, als getuigenis van geloof, het langste vol. Soms vraagt een volk leiderschap. In het couplet van het lied van Deborah hierboven wordt het leiderschap gevraagd van Deborah, de rechter. Haar kenden ze want zij sprak recht als mensen haar rechtsgeschillen voorlegde. Eerlijkheid en onafhankelijkheid waren kennelijk de eigenschappen die men zocht in een leider. En onafhankelijkheid betekent een garantie voor de armen, ook zij zullen tot hun recht komen. Net als de vreemdelingen, ook al lijken die het tegendeel te doen. Dat leren we uit het verhaal van Jaël, die gaf de tegenstander geen water maar melk, die zette haar vrouwelijke eigenschappen in, maar bleek uiteindelijk de meest betrouwbare bondgenoot. Zulke bondgenoten kun je krijgen als je bereid bent je land met vreemdelingen te delen. Daar kunnen wij ook nog wel wat van leren, en vandaag nog in de praktijk brengen.