Genesis 41:25-36
Tot drie keer toe benadrukt Jozef dat dit nu eens dromen zijn van de God die hij van huis uit kende. Jozef kende natuurlijk het verhaal van zijn vader en moeder. Hoe zijn vader moest vluchten ondanks de belofte dat hij vader zou worden van een groot volk. Hoe zijn moeder lang moest wachten omdat eerst haar zuster met zijn vader moest trouwen en hoe zijn vader ondertussen steeds maar rijker werd. Die God die hij van huis uit kende was een God die met je meetrok naar vreemde landen en een God die voor je zorgde. Niet omdat je de beste of de hoogste was maar omdat je hem aanbad, zoiets. Dus ook deze dromen moesten te maken hebben met de zorg die de God van Abraham, Izaak en Jacob heeft voor de mensen. En daar lag natuurlijk ook de oplossing. Samen delen, belasting opleggen in de dagen van welvaart en overvloed en van die belasting uitdelen in tijden van schaarste en nood. Twintig procent belasting moest genoeg zijn om in dagen van onvruchtbaarheid net zo te eten te hebben als in de dagen van overvloed. Als alle volken zich nu eens zouden keren naar dit verhaal. Dan was er nu geen voedselcrisis. Dan deelden de streken waar vruchtbaarheid en overvloed is met de streken waar misoogst en armoede heerst. Als we dat zoals in het verhaal van Jozef wederzijds doen dan is er geen voedselcrisis en dan hoeft niemand op de wereld honger te lijden. Dan zijn er meer mensen beschikbaar om goederen te produceren, om diensten te verlenen en ook dat kunnen we delen over de hele wereld. Dat is wat de Bijbel het beloofde land of het Koninkrijk van God pleegt te noemen. Voedselvoorraden waar iedereen aan heeft bijgedragen en waar iedereen van kan profiteren. De meesten van ons kennen de afloop van het verhaal al. De uitleg is vaak dat God dit had geregeld zodat de broers van Jozef en zijn vader zouden kunnen overleven. Maar dat staat vandaag zeker nog niet in het verhaal. Vandaag staat in het verhaal dat als je werkelijk met elkaar wil delen en dat ook gaat doen dat dan voorspoed je deel zal zijn. Het is de Farao die kan kiezen, of hij houdt de overvloed voor zichzelf en trekt zich van zijn volk niks aan of hij volgt de raad van Jozef op en stelt de belasting in, stelt opzichters aan en laat opslagplaatsen bouwen om het voedsel op te slaan dat in tijden van overvloed wordt ingezameld. De keus is echt aan de Farao. Als dit een plannetje van God voor de redding van diens volk in wording zou zijn dan loopt God een groot risico. De Farao van Egypte had immers goden genoeg om in te geloven. In de godenwereld van Egypte komen niet direct goden voor die delen tot hun programma hadden gemaakt. Nee aan goden gaf je en die moest je tevreden stellen. Een God die van je vroeg om te zorgen voor de armen in slechte tijden was een rare God, maar het is wel de God die dat ook vandaag van de wereld vraagt. En vandaag mogen wij de keuze maken.