Genesis 11:27–12:9
27 ¶ Dit is de geschiedenis van Terach en zijn nakomelingen. Terach verwekte Abram, Nachor en Haran. Haran verwekte Lot; 28 hij stierf nog tijdens het leven van zijn vader Terach, in Ur, een stad van de Chaldeeën, in zijn geboorteland. 29 Abram en Nachor trouwden allebei. Abrams vrouw heette Sarai, Nachors vrouw heette Milka; zij was een dochter van Haran, die naast Milka nog een dochter had, Jiska. 30 Sarai was onvruchtbaar, zij kreeg geen kinderen. 31 Terach verliet Ur, de stad van de Chaldeeën, en nam zijn zoon Abram met zich mee, evenals zijn kleinzoon Lot, de zoon van Haran, en zijn schoondochter Sarai, Abrams vrouw. Samen gingen ze op weg naar Kanaän. Maar toen ze in Charan waren aangekomen, bleven ze daar wonen.32 Terach leefde tweehonderdvijf jaar. Hij stierf in Charan. 1 ¶ De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen. 2 Ik zal je tot een groot volk maken, ik zal je zegenen, ik zal je aanzien geven, een bron van zegen zul je zijn. 3 Ik zal zegenen wie jou zegenen, wie jou bespot, zal ik vervloeken. Alle volken op aarde zullen wensen gezegend te worden als jij.’4-5 Abram ging uit Charan weg, zoals de HEER hem had opgedragen. Hij was toen vijfenzeventig jaar. Hij nam zijn vrouw Sarai mee en Lot, de zoon van zijn broer, en ook alle bezittingen die ze hadden verworven en de slaven en slavinnen die ze in Charan hadden verkregen. Zo gingen ze op weg naar Kanaän. Toen ze daar waren aangekomen, 6 ¶ trok Abram het land door tot aan de eik van More, bij Sichem. In die tijd werd het land bewoond door de Kanaänieten.7 Maar de HEER verscheen aan Abram en zei: ‘Ik zal dit land aan jouw nakomelingen geven.’ Toen bouwde Abram op die plaats een altaar voor de HEER, die aan hem verschenen was. 8 Daarvandaan trok hij naar het bergland dat oostelijk van Betel ligt, en ergens ten oosten van Betel en ten westen van Ai sloeg hij zijn tent op. Hij bouwde er een altaar voor de HEER en riep er zijn naam aan. 9 Steeds verder reisde Abram, in de richting van de Negev. (NBV)
We stammen niet allemaal van Abram of zelfs diens stamvader Sem af maar de kinderen van Abram en de zonen en dochters van Sem zijn wel onze neven en nichten. Daarmee zijn Joden en Islamieten familie van Christenen, Hindoes en Boeddhisten. Er is geen enkele reden om je meer of minder te voelen dan de ander. Kritiek op elkaar hoort dan ook kritiek binnen de familie te zijn. Natuurlijk zijn er ook families die elkaar uitmoorden of iets aandoen. We spreken dan toch steeds over ontwrichte families. In harmonieuze families kan je elkaar de waarheid zeggen zonder gevaar te lopen. De uitspraak “de ander ben je zelf” wordt ook in stuk in de Bijbel bevestigd. Misschien is het deze week daarom ook tijd om broers en zusters opnieuw te ontmoeten. In diverse plaatsen worden er regelmatig interreligieuze ontmoetingen georganiseerd, aarzel niet om er aan mee te doen.
We lezen dus het beroemde begin van het verhaal over Abram. Een God inspireerde hem om verder te trekken dan zijn vader en de rest van zijn famillie had gedaan. Die waren al van Ur naar Charan getrokken maar Abram met zijn vrouw en gevolg trok verder naar het voor hen kennelijk onbekende Kanaän in de overtuiging dat het ergens goed voor was. Want zeg nou zelf wat heb je er aan als je beloofd wordt dat alle volken ooit jaloers op je zullen worden. Hoe God tot Abram sprak blijft onbekend. Ook hoe de godsdienst van Abram er eigenlijk uitzag. Bedenk wel, de 10 woorden, die het volk Israel in de woestijn op gang dreef naar het beloofde land, waren er nog niet, ook de Heilige Tent en alles wat daarbij hoort was er niet. Abram bouwde wel altaren voor God maar wat hij daar op offerde blijft ook onbekend en of die nieuwe God die hem voortdreef daar eigenlijk wel van gediend was blijft ook in het verborgene. Het enige wat we weten is dat Abram naar een nieuw land trok en daar een beetje ging rond trekken.
Zoiets als de Batavieren die ooit de Rijn af kwamen zakken en hier de Kaninefaten tegen kwamen maar desalniettemin onze voorouders werden. Wij lezen dit verhaal met de kennis die we achteraf gekregen hebben. Wij weten wel van de goddelijke richtlijnen uit de Woestijn en hoe die in de Tempel in Jeruzalem werd bewaard en hoe de wereld uiteindelijk zal moeten leren dat alle volken zich naar Jeruzalem moeten keren. Hier is het begin. Er op uit trekken om op een andere manier te gaan leven. Als een bron van alle goeds, want dat is een zegen zijn toch. Zoals dezer dagen mensen er op uittrekken om ingrijpen in de verdrinkingen op de Middellandse Zee te vragen. Waar dat op uitloopt weten ze niet maar in Amerika en in Den Haag en elders op de wereld lopen mensen de deur bij de heersers van de wereld plat om te pleiten voor de vluchtelingen en slachtoffers. Wij kunnen in ons land laten zien hoe je vluchtelingen een menselijk bestaan kunt laten opbouwen. Als we dat goed doen dan nemen andere volken dat misschien wel van ons over en kunnen alle vluchtelingen en veilige plek op de wereld krijgen.