Matteüs 16:21-28
21 ¶ Vanaf die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden door toedoen van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden, en dat hij gedood zou worden, maar op de derde dag uit de dood zou worden opgewekt. 22 Petrus nam hem ter zijde en begon hem fel terecht te wijzen: ‘God verhoede het, Heer! Dat zal u zeker niet gebeuren!’ 23 Maar Jezus keerde hem de rug toe met de woorden: ‘Ga terug, achter mij, Satan! Je zou me nog van de goede weg afbrengen. Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen.’ 24 ¶ Toen zei Jezus tegen zijn leerlingen: ‘Wie achter mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en mij volgen. 25 Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden. 26 Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als hij er het leven bij inschiet? Wat zou een mens niet overhebben voor zijn leven? 27 Wanneer de Mensenzoon komt, in gezelschap van zijn engelen en bekleed met de stralende luister van zijn Vader, dan zal hij iedereen naar zijn daden belonen. 28 Ik verzeker jullie: sommigen van de hier aanwezigen zullen niet sterven voor ze de komst van de Mensenzoon en zijn koninklijke heerschappij hebben meegemaakt.’ (NBV)
Leuke meester was die Jezus van Nazareth. De ene dag prees hij de arme Simon, zoon van Jona, als de rots op wie het nieuwe rijk gebouwd zou worden en de volgende dag werd dezelfde Simon uitgescholden voor Satan. En dat alleen omdat Simon Petrus het lijden, dat Jezus voorzag, wilde voorkomen. Er is toch niks beters dan het lijden, van iemand van wie je houdt, te voorkomen zou je denken. Nou niet helemaal. Als het gaat omdat je nu eenmaal dingen moet zeggen en doen ter wille van de liefde voor de mensen, dan moet gedaan worden wat moet worden gedaan. Als je daarbij het lijden dat het mee kan brengen niet uit de weg wil gaan is tegenhouden van dat lijden zelfs verkeerd. Zwijgen en het lijden ontlopen omdat de mensen dat nu eenmaal meer op prijs stellen is dan niet aan de orde.
En daarmee komen we in een knoop terecht in onze dagen. Bij ons is namelijk een stevig beleid uitgezet tegen radicalisering. Problemen moet je bij de wortel aanpakken en degenen die problemen veroorzaken bij de naam noemen. Jezus noemde Simon dus Satan. Dat mag dus niet meer. Niet zo vreemd trouwens. Zo kun je je vrienden nog wel eens toespreken maar als je je vijanden zo gaat uitschelden dan zaai je meer oorlog en haat dan je lief is. Wij leven in een democratie, een manier van samen leven waar je met elkaar in gesprek moet blijven. Die democratie hebben we dus niet voor niks. Die is er niet voor om deftige dames en heren te verheffen, maar om respect te krijgen voor ook de minsten in de samenleving en er voor te zorgen dat iedereen, maar dan ook werkelijk iedereen, daar aan mee mag doen. Maar wat voegt het toe? Wat verdien je er mee als je de zware weg gaat die nodig is om de wereld van geweld en dood te bevrijden?
Daar had Jezus het immers over gehad. Wat wij doen doet er toch niet toe of af. Wij zijn afhankelijk van genade. De keus die Jezus van Nazareth gemaakt heeft zal uiteindelijk de hele wereld tot een paradijs maken. Daar mogen we in geloven. Maar dat geloven is niet passief, geloven is een werkwoord. Of we geloven blijkt uit wat we gaan doen. En als er ooit een oordeel over ons geveld zal worden dan is niet de vraag of we vroom gebeden hebben en elke zondag naar de kerk zijn geweest maar of we inderdaad God en Jezus de macht hebben toegekend over heel de aarde. Als zij die macht hebben kunnen wij afzien van geweld en oorlog. Als zij die macht hebben mogen wij opstaan tegen onrecht, zonder angst. Als zij die macht hebben mogen wij de slachtoffers van alle tegenmachten en tegenkrachten helpen, dat zijn onze broeders en zuster. Zo mogen we elke dag duidelijk maken dat geloven in God, door zijn Zoon, zin heeft en dat wij dat mogen laten zien door zijn geest.