Psalm 89:1-19
1 ¶ Een kunstig lied van de Ezrachiet Etan. 2 Van uw liefde, HEER, wil ik eeuwig zingen, van uw trouw getuigen, geslacht na geslacht. 3 Ik belijd: uw liefde houdt eeuwig stand, uw trouw hebt u in de hemel gevestigd. 4 ‘Ik heb met mijn uitverkorene een verbond gesloten, aan mijn dienaar David gezworen: 5 Uw dynastie zal ik voor eeuwig vestigen, uw troon in stand houden, geslacht na geslacht.’ sela 6 HEER, laat de hemel dit wonder prijzen, laat de kring van hemelingen u loven om uw trouw. 7 Want wie daar boven kan de HEER evenaren, wie van de goden zich meten met de HEER, 8 met God, zeer geducht in de raad van de hemelingen, gevreesd bij allen die hem omringen? 9 HEER, God van de hemelse machten, HEER, wie is zo sterk als u? Trouw omhult u als een mantel. 10 U heerst over de hoog rijzende zee-verheffen zich haar golven, u brengt ze tot rust. 11 U hebt Rahab verpletterd en doorboord, met krachtige arm uw vijanden verstrooid.12 Van u is de hemel, van u ook de aarde, de wereld met alles wat er leeft, hebt u gegrond, 13 het noorden, het zuiden, u hebt ze geschapen, Tabor en Hermon bejubelen uw naam. 14 Uw arm verricht heldendaden, krachtig is uw hand, geheven uw rechterarm, 15 uw troon rust op recht en gerechtigheid, liefde en waarheid staan in uw dienst. 16 Gelukkig het volk dat van uw roem getuigt en leeft, HEER, in het licht van uw gelaat. 17 Juichend roepen zij uw naam, dag aan dag, door uw gerechtigheid richten zij zich op. 18 U bent de glans van onze kracht, door uw gunst verhoogt u ons aanzien. 19 Aan de HEER danken wij ons schild, aan de Heilige van Israël onze koning.
We zingen vandaag met de hele kerk een prachtig loflied op de God die met je meetrekt, de God van Israël, die ook met ons meetrekt. Liefde en trouw zijn de sleutelwoorden van dit loflied en de manier waarop die God zijn liefde heeft getoond is in het sluiten van zijn verbond. Heel vaak vatten we in het kerkelijk spraakgebruik dat verbond op als het verbond dat die God met zijn volk op de Sinaï heeft gesloten maar dat is toch te kortzichtig. Wie de Bijbel goed leest ontdekt dat God telkens weer met zijn mensen opnieuw een verbond sluit. Steeds is dat verbond afgestemd op de mensen en de omstandigheden waarin die mensen zijn komen te verkeren. Dat begon al met Eva die als belofte kreeg dat een nakomeling van haar die vreselijke slang de kop zou intrappen zodat er geen verleiding meer zou zijn het kwade te doen en alleen het goede zou overblijven. Ook Noach kreeg na de zondvloed de belofte dat nooit meer de hele aarde verwoest zou worden door een overstroming, als teken daarvan geldt de regenboog.
En Jezus van Nazareth beloofde zijn volgelingen dat hij met hen zou zijn al de dagen tot het einde van de geschiedenis. In dit lied gaat het over het verbond tussen de God van Israël en de Koning van Israël bij uitstek, David. In Koningen zoals David was kunnen we voor altijd het verbond van God met de mensen herkennen staat er eigenlijk. En van David weten we dat hij de armen in bescherming nam, dat hij wel veel oorlogen voerde maar altijd om zijn volk te beschermen en om vrede te winnen, dat hij recht en gerechtigheid betrachtte en dat hij niet voor zijn fouten wegliep maar ondanks zijn fouten vasthield aan het verbond met de God van Israël. Hij stelde de Wet van Israël, die ze in de woestijn hadden ontvangen, heb Uw naaste lief als Uzelf, in het midden van het volk, in de hoofdstad Jeruzalem.
Over zo’n verbond mag alles en iedereen juichen, want met de aanstelling en het voorbeeld van een dergelijke koning is elk monster dat de zwakken kan bedreigen verslagen. Hier wordt dat monster Rahab genoemd in de literatuur een verschrikkelijk monster, maar ook soms de aanduiding voor Egypte het doodsland dat het volk in slavernij hield, zoals zoveel machthebbers mensen in hun greep en in slavernij proberen te houden. Wie er ook door mensen tot god of godje wordt uitgeroepen, de idolen en de sterren uit onze dagen, de materiële doelen als winst en profijt waaraan alles ondergeschikt gemaakt moet worden, alles en iedereen en alle doelen die je je kunt voorstellen dienen onderworpen te worden aan die God. Uit dat verbond blijkt dat het moet gaan om de zwaksten in de wereld, de hongerigen, de lammen, de blinden, de weduwen en de wees, de armen. Die worden bevrijd door een regering als die van David, daar mogen we aan werken, ook vandaag weer.