Psalm 114
1 ¶ Toen Israël wegtrok uit Egypte, het volk van Jakob dat vreemdtalige land verliet, 2 werd Juda zijn heiligdom, Israël zijn koninkrijk. 3 De zee zag en vluchtte, de Jordaan trok zich terug, 4 de bergen schrokken op als rammen, als lammeren sprongen de heuvels op. 5 Waarvoor, zee, neem je de vlucht, Jordaan, trek jij je terug? 6 Waarvoor, bergen, schrikken jullie op als rammen, springen jullie, heuvels, als lammeren op? 7 ‘Voor het aanschijn van de Heer, beef, aarde! voor het aanschijn van de God van Jakob. 8 Hij verandert de rots in een bron, hard gesteente in een stroom van water.’ (NBV)
Vandaag zingen we thuis mee met psalm 114. Een korte psalm. Zo kort dat toen in het begin van onze jaartelling mensen het Oude Testament gingen vertalen in het Grieks en in het Latijn ze per ongeluk de psalmen 114 en 115 bij elkaar telden. Pas later toen opnieuw uit de grondtekst werd vertaald ontdekte men dat er twee psalmen zijn. Deze psalm kan ook kort zijn want het treft het hart van de hele Bijbel. Waarin hebben we de God van Israël nu echt leren kennen? Het antwoord is dat we die God leerden kennen omdat Israel uit Egypte trok. Dat deed ze niet vanzelf maar het was die God die het volk uit Egypte, uit het slavenhuis heeft geleid. Een ontzagwekkend gebeuren volgens deze psalm. De bergen, de rivieren en de zee verschrikken ervan zo ontzagwekkend.
In liederen klinken die zaken altijd wat groter maar hier wordt de echte “bigger bang” bezongen. Uiteindelijk zou midden in het gebied van Juda, in Jeruzalem, het heiligdom met de Wet van de Woestijn, de richtlijnen voor de menselijke samenleving, gevestigd worden. De korte psalm klatert er over als een bergbeek. Helder als glas, verkoelend in dit hete weer is de boodschap, uit harde rots ontspringt een bron. Jezus zal het later over levend water hebben. Wij kunnen met de psalmist onder de indruk raken van het bevrijdend werk dat aan Israel is geschiedt. Een heel volk uit de slavernij bevrijden is niet zomaar iets. Er zijn nog veel volken in de wereld die in slavernij gehouden worden.
Vandaag denken we daarbij in het bijzonder aan de Congo. Wie diamanten draagt, of wie een draagbare telefoon heeft is direct verbonden met de Congo. Daar delven de armen diamanten en de grondstoffen die van het grootste belang zijn voor onze draagbare telefoons. Slechts een handjevol Congolezen heeft daar een goed inkomen aan. De mensen die het werk verzetten niet, die worden door bewapende soldaten aan het werk gehouden. Voor echte ontwikkeling zijn de inwoners van ons en de rest van de wereld afhankelijk. Zolang de Europese landen weigeren de hoge invoerrechten op industriële producten op te heffen kunnen de arme landen zelf niet meer verdienen aan hun grondstoffen dan een schijntje. Maar dat ook hun bevrijding uit onze slavernij komt staat vast. De zee zal op de loop gaan en de bergen zullen springen als lammeren. Dat staat vast.