2 Kronieken 7:1-10
1 ¶ Toen Salomo zijn gebed tot de HEER beëindigd had, daalde er vuur uit de hemel neer, dat het brandoffer en de vredeoffers verteerde. De majesteit van de HEER vulde de tempel. 2 De priesters konden niet naar binnen gaan, want de tempel was gevuld door de majesteit van de HEER. 3 Alle Israëlieten zagen het vuur en de majesteit van de HEER op de tempel neerdalen. Ze knielden op het plaveisel neer, bogen diep voorover en loofden de HEER: ‘Hij is goed, eeuwig duurt zijn trouw.’ 4 Samen met de Israëlieten droeg de koning offers op aan de HEER. 5 Hij liet tweeëntwintigduizend runderen en honderdtwintigduizend schapen en geiten slachten om samen met het volk de tempel in te wijden. 6 De priesters stonden op hun vaste plaatsen. De Levieten loofden de HEER met het lied ‘Eeuwig duurt zijn trouw’, zoals dat ook onder koning David gebeurde, en begeleidden die lofzang op de instrumenten die David voor dat doel had laten maken. Tegenover hen stonden de priesters die op de trompetten bliezen, en heel het volk van Israël was gaan staan. 7 Salomo wijdde het midden van het voorplein van de tempel van de HEER, zodat de offers daar konden worden opgedragen, want het bronzen altaar was te klein voor alle brandoffers, graanoffers en het vet van de geslachte dieren. 8 Toen vierde Salomo het Loofhuttenfeest, zeven dagen lang, samen met de Israëlieten, die in zeer groten getale bijeen waren gekomen uit het hele land, vanaf Lebo-Hamat tot aan de wadi die de grens met Egypte vormt. 9 Op de achtste dag hielden ze een feestelijke samenkomst; het inwijdingsfeest van het altaar had zeven dagen geduurd, en daarna vierden ze zeven dagen het Loofhuttenfeest. 10 Op de drieëntwintigste dag van de zevende maand stuurde de koning het volk naar huis terug. Allen waren opgewekt en verheugd om het goede dat de HEER voor David, Salomo en zijn volk Israël had gedaan. (NBV)
Opnieuw stelt de schrijver van Kronieken de nieuwe Tempel van Salomo in de traditie van Mozes en David. Toen Mozes de Tent der Ontmoeting, de Tabernakel, had laten bouwen had God vuur gezonden voor het brandoffer, toen David een altaar voor de God van Israël had gezonden had God zelf voor het vuur gezorgd dat het offer verbrandde. Het volk zal zich ook de verhalen over de zeer populaire profeet Elia hebben herinnerd. Op de Berg Karmel had hij de priesters van Baäl, de god van Kanaän, kunnen verslaan omdat zijn God, de God van Israël vuur stuurde om het offer op het altaar aan te steken. De Tempel staat dus zeer uitdrukkelijk in de religieuze en staatkundige traditie van Israël. Tijd dus om de Tempel met een geweldige hoeveelheid offers in te wijden. Nu wordt het eetbare deel van het offer samen gegeten. Er werd dus een geweldige maaltijd gehouden waar heel het volk aan kon deelnemen.
Zeven dagen duurde het feest van de inwijding van de Tempel. Zeven dagen feest voor heel het volk. We lezen gemakkelijk over het muzikale optreden van priesterkoren en priesterorkesten heen. Wij kennen geen muzikale feesten meer die zeven dagen duren. Feesten waaraan iedereen mee doet, waar geen honger is en geen dorst, waar de altaren nauwelijks de offers aankunnen, waar het hele plein een altaar erd. Op die manier wordt een dergelijke tempel wel het centrum van het religieuze leven van het volk. Maar het is niet genoeg. Want na de zeven dagen voor de grootheid van de Tempel en het geweldige belang dat die Tempel heeft werden er zeven dagen Loofhuttenfeest gevierd. Voor dat feest bouwde iedereen hutten van takken en bladeren. Je kon er in de nacht de sterren door heen zien. Dat feest herinnerde aan de reis door de woestijn naar het beloofde land, nu was het beloofde land echt bereikt.
Dat blijkt ook op de achtste dag. De Bijbel kent twee begrippen voor de dag na het feest. De achtste dag en de eerste dag. De achtste dag is de dag van de afsluiting, de feesten die er waren zijn ten einde. Nog een keer spreekt de Koning, nu om iedereen naar huis te sturen en een blij volk verspreidde zich weer over het land. Het zullen wellicht optochten geweest zijn, waar gezongen werd en gedanst, zoals later ook de pelgrims naar Jeruzalem in optocht en zingend optrokken naar het feest bij de Tempel. Dat loofhuttenfeest is het enige feest dat door Christenen niet is overgenomen. In Israël werd het een afsluitend oogstfeest in de herfst waar nog een keer gevierd was dat alles van God gekregen was om met elkaar te delen. Christenen vieren elke week de eerste dag. Die staat voor het nieuwe dat met Jezus van Nazareth is begonnen. Het licht van Israël schijnt met hem voor alle volken. En op die eerste nieuwe dag komen Christenen bij elkaar om met elkaar te delen en te vieren dat alles van God gegeven is en wij dat mogen delen. Elke zondag is iedereen daarbij welkom.