2 Kronieken 6:32-42
32 Ook wanneer een vreemdeling, die niet tot uw volk Israël behoort en die uit een ver land hierheen is gekomen vanwege uw grote naam, vanwege uw sterke hand en opgeheven arm-wanneer zo iemand hierheen komt en een gebed richt naar deze tempel, 33 aanhoor hem dan vanuit de hemel, uw woonplaats, en doe wat hij u vraagt. Dan zullen alle volken op aarde uw naam leren kennen en ontzag voor u tonen, zoals uw volk Israël dat doet, en zij zullen weten dat uw naam verbonden is aan deze tempel die ik heb gebouwd. 34 Wanneer uw volk op uw bevel ten strijde trekt tegen de vijand en zij tot u bidden in de richting van deze stad die u hebt uitgekozen en van de tempel die ik voor uw naam heb gebouwd, 35 luister dan vanuit de hemel naar hun bidden en smeken en verschaf hun recht. 36 Wanneer ze tegen u zondigen-er is immers geen mens die niet zondigt-en u hen uit woede uitlevert aan vijanden die hen gevangennemen en meevoeren naar een ander land, hetzij ver weg of dichtbij, 37 en wanneer ze dan in hun ballingsoord tot inkeer komen en zich in dat vreemde land smekend tot u wenden en belijden dat ze hebben gezondigd, dat ze verkeerd hebben gedaan en slecht hebben gehandeld, 38 wanneer ze zich in het land waarheen ze zijn weggevoerd weer met hart en ziel aan u toewijden en bidden in de richting van het land dat u aan hun voorouders hebt gegeven, naar de stad die u hebt uitgekozen en de tempel die ik voor uw naam heb gebouwd, 39 luister dan vanuit de hemel, uw woonplaats, naar hun bidden en smeken en verschaf hun recht. Vergeef uw volk alle zonden en misstappen die het tegen u begaan heeft. 40 God, wees opmerkzaam en luister naar de gebeden die vanaf deze plaats tot u worden gericht. 41 Kom, HEER, mijn God, neem hier uw intrek, u en uw machtige ark. Mogen uw priesters bekleed zijn met zegen, uw getrouwen zich verheugen in geluk. 42 HEER, mijn God, wijs uw gezalfde niet af, gedenk de trouw van uw dienaar David.’(NBV)
Er zijn mensen in ons land die vinden dat we een natie zijn in de Joods Christelijke traditie en dat we de waarden van die traditie hoog moeten houden. Christenen geloven inderdaad dat de richtlijnen voor de menselijke samenleving zoals die aan het volk Israël zijn gegeven in onze harten gebeiteld zouden moeten zijn. Maar volgen wij die traditie? Als een vreemdeling uit een ver land naar ons land kom om de bescherming te vinden die de goddelijke richtlijnen ons opdraagt steunen wij die vreemdeling dan in zijn verzoek om een veilige woonplaats en zijn wij dan bereid de handen en voeten van de God van Israël te zijn? Laten wij alle volken op aarde zien wat het betekent dat een volk de richtlijnen voor de menselijke samenleving volgt, dus in de traditie van Joden en Christenen wil staan? Het lijkt er soms helemaal niet op. De roep om grenzen te sluiten klinkt maar al te luid. Die zogenaamde veilige plaatsen worden in brand gestoken en als er een gebouwd moet worden is het geschreeuw er tegen niet van de lucht.
Zelfs als een land op bevel van God ten strijde trekt. Om vrede te brengen waar oorlog is, om mensen te beschermen tegen onderdrukking en uitbuiting, dan nog zal dat volk niet uit eigen belang mogen handelen en het Gij zult niet doden moeten eerbiedigen. Daar zit een tegenstrijdigheid in. Salomo beseft dat en vraagt God het volk te helpen als het zich, ook onder oorlogsomstandigheden blijft richten naar de richtlijnen van de Tempel en het vertrouwen dat de God van Israël meetrekt. Wij hebben wel eens geprobeerd om in tijden van oorlog vrede te stichten en een bevolking te helpen een vreedzame en welvarende samenleving op te bouwen. Maar de roep om verdelging van wat dan ongelovigen wordt genoemd is zo groot dat bescherming van het leven van de soldaten en de eigen economie belangrijker zijn dan de gevolgen van ons handelen voor het volk waar wij onze diensten hadden aangeboden.
Salomo besluit met een gebed dat bijna een dankgebed kan worden genoemd. Hij vraagt om bij een mogelijke ballingschap de ballingen terug te laten keren als die ballingen zich weer richten naar de richtlijnen die God het volk had gegeven. De lezers van Kronieken, het volk dat het boek hoorde voorlezen, zullen instemmend geknikt hebben. Ze zijn immers teruggekeerd nadat ze zich de verhalen over het verbond met de God van Israël weer hadden herinnerd en ze serieus waren gaan nemen. Het was dus al sinds Salomo zaak de samenleving zo op te bouwen dat die overeen kwam met de richtlijnen van God, zoals die in de Tempel werden bewaard. Daar was dus ook die nieuwe Tempel voor bedoeld die de ballingen aan het bouwen waren. Daar lag hun toekomst, van de priesters moest het goede uitgaan, niet alleen voor het eigen volk maar voor iedereen op aarde. Ook voor ons dus als ook wij weten te leven naar de richtlijnen voor de menselijke samenleving die God de mensen heeft gegeven.