2 Kronieken 5:2-14
2 Daarna liet koning Salomo de oudsten van Israël en de stamhoofden, allen die aan het hoofd van een familie stonden, naar Jeruzalem komen om de ark van het verbond met de HEER over te brengen vanuit de Davidsburcht, de bergvesting op de Sion. 3 Alle Israëlieten kwamen voor het feest in de zevende maand naar de koning. 4 Toen alle oudsten van Israël aanwezig waren, namen de Levieten de ark op. 5 De ark, de ontmoetingstent en de bijbehorende gewijde voorwerpen werden gedragen door de Levitische priesters. 6 Koning Salomo hield intussen met de Israëlieten, die zich met hem rond de ark verzameld hadden, een offerplechtigheid waarbij zo veel schapen, geiten en runderen werden geofferd dat hun aantal niet vast te stellen was. 7 De priesters brachten de ark van het verbond met de HEER naar zijn nieuwe plaats in de achterste zaal van de tempel, het allerheiligste, en zetten hem neer onder de vleugels van de cherubs, 8 zodat de gespreide vleugels van de cherubs zich beschermend over de ark en zijn draagbomen uitstrekten. 9 Deze draagbomen staken een stuk uit, en men kon de uiteinden ervan alleen zien wanneer men vlak voor de ark stond, dus vlak voor de toegang tot de achterzaal; van verder weg waren ze niet te zien. De ark bevindt zich daar tot op de dag van vandaag. 10 Hij bevat niets anders dan de twee platen die Mozes op de Horeb heeft doorgegeven toen de HEER een verbond sloot met de Israëlieten tijdens hun uittocht uit Egypte. 11 ¶ Op het moment dat de priesters uit het heiligdom naar buiten kwamen-alle priesters hadden zich zonder uitzondering geheiligd, ook zij die volgens het rooster geen dienst hadden, 12 en alle Levitische zangers, te weten Asaf, Heman, Jedutun en hun zonen en broers, gekleed in fijn linnen, stonden met hun cimbalen, harpen en lieren aan de oostkant van het altaar klaar, en ook nog honderdtwintig priesters met trompetten-, 13 op dat moment moesten de blazers en zangers samen muziek ten gehore brengen ter ere van de HEER. Zodra het geluid van de trompetten, cimbalen en andere instrumenten opklonk en de zangers de lofzang aanhieven: ‘De HEER is goed, eeuwig duurt zijn trouw, ‘vulde de tempel, het huis van de HEER, zich met een wolk. 14 De priesters konden hun dienst niet meer verrichten, want de majesteit van God vulde de hele tempel. (NBV)
Als dan de hele Tempel klaar is, met alle kostbaarheden, met het reukaltaar en de tafel met toonbroden, de Godslamp brand en de zeven armige kandelaar, dan wordt het tijd om het allerbelangrijkste naar de Tempel te brengen. De Ark van het verbond. Een kist waarin de tekst wordt bewaard in steen uitgehouwen van het verdrag dat het volk Israël ooit had gesloten met de God van Israël. Die God zou er zijn voor het volk als het volk de richtlijnen voor de menselijke samenleving zou volgen. Toen het beloofde land door God aan Israël was gegeven had Jozua dat land onder de families verdeeld. Nu zijn het de hoofden van de families die samen met de oudsten en de stamhoofden naar Jeruzalem waren gekomen om de Ark naar de Tempel te brengen. Die richtlijnen hielden in dat je bereid moest zijn te delen van je bezit omdat alles wat je had van God gekregen was. Zelfs het land hadden ze te leen gekregen om het tot zegen te zijn voor alle mensen. Daarom worden er nu offers gebracht, zo veel dat het niet te tellen was.
Het was Koning David geweest die de stad Jeruzalem tot centrum van de regering had gemaakt. Maar het had niet bij de regering moeten blijven, ook de Godsdienst had haar centrum in Jeruzalem moeten vinden. In de woestijn had Mozes een tent gemaakt waar die ark met dat verdrag werd bewaard en waar het volk, of de leiding van het volk, haar God kon ontmoeten. De grote en belangrijke beslissingen bleven zo passen binnen de richtlijnen voor de menselijke samenleving. David had die ark met die tent naar Jeruzalem laten brengen. Hij had er een Tempel voor willen bouwen maar dat was niet voor hem weggelegd. Zelfs tijden de prachtige optocht die hij had georganiseerd was er iemand gestorven. Je moest niet aan dat verbond, of aan de ark, komen. Daarvan kun je doodvallen. In de woestijn waren het de mannen van de stam Levi, de levieten, aangewezen om de ark te dragen. Er waren speciale draagstokken voor gemaakt die konden voorkomen dat de ark werd aangeraakt. Ook nu zijn het de levieten die de tent en de ark van het paleis naar de Tempel dragen.
Nu kwam de Tempel in zicht. Daar zijn de Priesters die het werk doen. Daar zijn de priesterkoren die de liederen zingen over de God van Israël. David was begonnen met het schrijven van die liederen en vele liederen die in het volk leefden waren aan David toegeschreven. Ook de koorleiders als Asaf en Korach hadden zulke liederen gemaakt. Naast de koren waren er orkesten met harpen, lieren en trompetten. Wij imiteren dat in onze kerken met de grote kerkorgels die zacht kunnen klinken als een herdersfluit en kunnen schetteren als een trompetterkorps. De pracht en praal, de muziek en het gezang ter ere van God moet een grote indruk hebben gemaakt. Eindelijk had het volk Israël kennelijk haar bestemming bereikt. Een volk onder de richtlijnen voor een menselijke samenleving, een Koning die die richtlijnen als wijsheid had aangenomen en een Tempel waar iedereen kon laten zien dat het volk de richtlijnen in ere hield. De geest van God vulde zo de Tempel. Wij kennen die richtlijnen als geschreven in ons hart. Ook wij worden daarom geroepen de Geest van God ons te laten vervullen. Zodat ook ons handelen een zegen kan zijn voor alle mensen op de wereld. Daar mogen we het elke dag mee doen, want eeuwig duurt de trouw van onze God.