Jesaja 7:10-17
10 ¶ De HEER liet verder tegen Achaz zeggen: 11 ‘Vraag om een teken van de HEER, uw God, hetzij uit de diepte van het dodenrijk hetzij uit de hoge hemel.’ 12 Maar Achaz antwoordde: ‘Nee, ik zal geen teken vragen, ik zal de HEER niet op de proef stellen.’ 13 Toen antwoordde Jesaja: ‘Luister, huis van David. Is het niet genoeg de mensen te tergen? Moet u nu ook mijn God tergen? 14 Daarom zal de Heer zelf u een teken geven: de jonge vrouw is zwanger, zij zal spoedig een zoon baren en hem Immanuël noemen. 15 Boter en honing zal hij eten, totdat hij in staat is om het kwade te verwerpen en het goede te kiezen.16 Want voordat de jongen in staat is om het kwade te verwerpen en het goede te kiezen, zal het land van de beide koningen die u zoveel angst inboezemen, ontvolkt zijn. 17 ¶ En voor u, uw volk en uw koningshuis zal de HEER een tijd laten aanbreken zoals men niet meer heeft meegemaakt sinds Efraïm zich van Juda afscheidde: de heerschappij van Assyrië.’ (NBV)
Donder en bliksem stuurt zo’n God, met de pest slaat hij zijn volk. Koning Achaz kijkt wel uit een teken aan zijn God te vragen zoals de profeet hem voorstelt. Gij zult de Heer Uw God immers niet verzoeken, slijmt de koning. Een tekst die veel en veel later ook door Jezus van Nazareth gebruikt zal worden als hij verleidingen om absolute macht te grijpen van zich weert. Maar Jezus van Nazareth wil zich in blind vertrouwen overgeven aan zijn God, zonder zich moedwillig in gevaar te brengen, het goede doen en niet dan het goede staat bij hem voorop. Koning Achaz wil de mogelijkheden voor een politieke keuze, zijn macht als koning, in eigen hand houden. Daarom krijgt hij toch een teken van zijn God. Zijn favoriete haremdame, een jonge vrouw, is zwanger en zal een zoon krijgen.
De vertalers van de Bijbel laten vanouds de positie van deze jonge ongehuwde dame onvertaald, jammer want sommige mannen menen hier een roep tot maagdelijkheid in te zien en die Immanuël wordt dan Jezus van Nazareth en de jonge vrouw is dan Maria. Daar gaat dit verhaal dus niet over. Het gaat over het vertrouwen dat je in de God van Israël hebt. Daarom noemt men de zoon “God met ons”. Dat is de God die zich noemt “Ik zal er zijn” en in de praktijk een God is die er is zoals hij er zal zijn. Die God ontvouwt zich in wat er zal gebeuren. De jongen zal opgroeien in weelde, boter en honing zal hij eten. En dan, als hij het goede zal kiezen, ofwel de wetten van de God van Israël kan volgen, na een jaar of 12 dus, zal men iets zien wat al die koninkjes wilden voorkomen, de heerschappij van Assyrië. Die overgave aan de God van Israël is ook in onze dagen een probleem. Als je zijn Weg volgt lijkt het er op dat je armer wordt.
Je moet de hongerenden in de wereld helpen, meer concurrentie tolereren door eerlijke handelsverhoudingen toe te staan, niet bezuinigen op de allerarmsten in het land, de mensen in een bijstandsuitkering, de Wajongers, de werknemers in de sociale werkvoorziening. Als je zelf de macht in eigen hand wil houden en de rijken wil beschermen dan is die Weg van de God van Israël een onbegaanbare weg. Tot je inziet dat je van delen rijker wordt. Dat krampachtig je eigen belang verdedigen eerder geweld oproept dan vrede en dat geweld leidt tot verlies en verwoesting. Daarom is een kind die je noemt “God met ons” als belijdenis ook in onze dagen welkom. Dat “God met ons” staat op de rand van de Nederlandse Euro, maar het dreigt er af te vallen omdat we niet meer op die God vertrouwen. De mensen van de Weg mogen er echter elke dag weer aan werken aan zijn Koninkrijk en elke dag er weer op vertrouwen dat dat Koninkrijk onder ons zal doorbreken, ook vandaag weer.