Romeinen 15:1-13
1 ¶ Wij, de sterken, moeten de zwakken in hun kwetsbaarheid helpen en niet ons eigen belang dienen. 2 Laat ieder van ons zich richten op het belang van de ander, op wat goed en opbouwend voor hem is. 3 Ook Christus zocht niet zijn eigen belang; integendeel, er staat geschreven: ‘De smaad van wie u smaadt, is op mij neergekomen.’ 4 Alles wat vroeger is geschreven, is geschreven om ons te onderwijzen, opdat wij door te volharden en door troost te putten uit de Schriften zouden blijven hopen. 5 ¶ Moge God, die ons doet volharden en ons troost geeft, u de eensgezindheid geven die Christus Jezus van ons vraagt. 6 Dan zult u eendrachtig en eenstemmig lof brengen aan de God en Vader van onze Heer Jezus Christus. 7 ¶ Aanvaard elkaar daarom ter ere van God, zoals Christus u heeft aanvaard. 8 Ik bedoel dit: Christus is een dienaar van de Joden geworden om hun te tonen dat God trouw is en om de beloften aan de aartsvaders te vervullen, 9 maar hij is ook gekomen om de heidenen in staat te stellen God te loven om zijn barmhartigheid, zoals geschreven staat: ‘Daarom zal ik u prijzen onder de heidenen, psalmzingen ter ere van uw naam.’ 10 En verder staat er: ‘Verheug u, heidenen, samen met zijn volk.’ 11 En er staat ook: ‘Loof de Heer, alle heidenen; prijs hem, alle volken.’ 12 En verder zegt Jesaja: ‘Isaï zal een telg voortbrengen: hij die komt om over de heidenen te heersen; op hem zullen zij hun hoop vestigen.’ 13 ¶ Moge God, die ons hoop geeft, u in het geloof geheel en al vervullen met vreugde en vrede, zodat uw hoop overvloedig zal zijn door de kracht van de heilige Geest. (NBV)
Vandaag een Bijbelgedeelte in ingewikkelde zinnen vervat en uitlopend op een aantal citaten uit de Hebreeuwse Bijbel. Maar een Bijbelgedeelte niet zonder betekenis en daarom de moeite waard om door de woordenbrij heen te bijten om je eigen te maken wat er eigenlijk staat. We moeten dan toch even terug in de tekst en de geschiedenis. Herinner je het verhaal over de Joden en Joodse Christenen die door de Keizer uit Rome waren verdreven. Paulus schreef aan de gemeente in Rome toen ze net weer terug mochten keren. De bevolking keek ze met de nek aan en in de Christelijke gemeenten waren ze niet meer de eersten maar een minderheid die nieuw kwam kijken. Die Joodse Christenen zijn dus de zwakken en de Heidenen met hun sterke posititie worden opgeroepen hen te helpen. En dan gebruikt Paulus een argument dat toch wel slim gevonden is.
Al die Heidense Christenen, niet Joods dus, worden opgeroepen te doen als Jezus van Nazareth, de Messias, Christus in het Grieks. Die was immers gekomen als Jood en had zijn boodschap gebracht aan het Joodse volk. Nu, samen met de Joodse Christenen kun je op zoek gaan naar wat er in de Joodse Bijbel staat en wat je daar nodig hebt zegt Paulus. Dat geldt ook voor ons. Ook wij hebben het Oude Testament, de Hebreeuwse Bijbel nodig om te snappen wat eigenlijk de boodschap van Jezus van Nazareth voor ons geweest is. En in dat samen zoeken naar antwoorden kan ook de bron van eenheid tussen Christenen gevonden worden. Een eenheid die we nog steeds missen. Al zijn hervormden, gereformeerden en lutheranen samen in één kerk verenigd, er zijn er in de Raad van Kerken in Nederland nog een aantal die niet meegegaan zijn en buiten de Raad van Kerken zijn er nog tal van sekten en groepen die zich ook kerk noemen maar met de Kerken in Nederland nauwelijks of geen contact hebben, zij streven de eenheid waar Paulus het over heeft in elk geval niet na.
Paulus citeert een hele rij van teksten uit het Oude Testament waar de gemeente in Rome wat aan zou kunnen hebben. Hij begint met een citaat uit Psalm 18 waarin staat dat juist de Joden onder de Heidenen God moeten belijden zodat ook de Heidenen mee gaan doen. Dat stond ook al in de leer van Mozes, Paulus haalt hier een vers aan uit Deuteronomium 32. Dat de Heidenen de God van Israël moeten prijzen haalt hij uit Psalm 117. En de wortel van Jesse waarover Jesaja sprak, Jesse is Isaï de vader van David, was in de vroege Christelijke gemeente Jezus van Nazareth zelf, geboren uit de familie van David. Dat prijzen van God is in het Oude Testament opkomen voor de armen en zwakken, recht verschaffen aan de rechtelozen en dat stond eigenlijk ook al aan het begin van het gedeelte van vandaag. Dat is iets waarin wij de God van Israël ook vandaag kunnen prijzen, hongerigen te eten geven, gevangenen bezoeken, naakten kleden, de armen recht doen. Elke dag opnieuw.