Genesis 41:53”“42:17
53 Aan de zeven jaren waarin er in heel Egypte overvloed was, kwam een einde, 54 en de zeven jaren van hongersnood braken aan, zoals Jozef had voorspeld. In alle landen heerste hongersnood, maar in Egypte had iedereen te eten. 55 Toen ook de Egyptenaren honger begonnen te lijden en de mensen steeds luider om eten riepen bij de farao, zei deze tegen hen: ‘Ga maar naar Jozef en doe wat hij zegt.’ 56 Toen de hongersnood zich over het hele land had uitgebreid, liet Jozef alle voorraadschuren openen en verkocht hij het graan aan de bevolking. De hongersnood in Egypte werd steeds erger, 57 en ook uit alle andere landen kwamen de mensen naar Egypte om bij Jozef graan te kopen; zo erg was de hongersnood overal. 1 ¶ Toen Jakob hoorde dat er in Egypte graan was, zei hij tegen zijn zonen: ‘Waarom ondernemen jullie niets? 2 Ik heb gehoord dat er in Egypte graan te krijgen is. Ga ernaartoe en koop daar graan voor ons, zodat we niet van de honger omkomen.’ 3 Hierop gingen tien van Jozefs broers op reis om bij de Egyptenaren graan te kopen. 4 Jakob liet Benjamin, Jozefs volle broer, niet met de anderen meegaan, uit angst dat hem iets zou overkomen. 5 Zo kwamen Israëls zonen graan kopen, samen met vele anderen, omdat de hongersnood ook Kanaän in zijn greep hield. 6 Jozef was de hoogste machthebber in het land en iedereen moest bij hem graan kopen. Toen zijn broers voor hem verschenen, bogen ze zich diep voor hem neer. 7 ¶ Zodra Jozef zijn broers zag herkende hij hen, maar hij deed alsof zij vreemden voor hem waren en vroeg op barse toon: ‘Waar komen jullie vandaan?’ Ze antwoordden dat ze uit Kanaän kwamen en voedsel wilden kopen. 8 Jozef herkende zijn broers wel, maar zij herkenden hem niet. 9 Hij herinnerde zich wat hij over hen had gedroomd en zei tegen hen: ‘Jullie zijn spionnen, jullie zijn hier gekomen om te kijken wat de zwakke plekken van het land zijn.’ 10 ‘Nee heer, ‘antwoordden ze, ‘uw dienaren zijn hier alleen maar gekomen om voedsel te kopen. 11 Wij zijn allemaal zonen van dezelfde man, we zijn eerlijke mensen, we zijn nooit spionnen geweest.’ 12 ‘Dat is niet waar, ‘hield Jozef vol, ‘jullie zijn hier gekomen om te zien waar het land kwetsbaar is.’ 13 Ze zeiden nog eens: ‘Uw dienaren zijn met zijn twaalven, we zijn broers, zonen van dezelfde man uit Kanaän. De jongste is op dit moment bij onze vader, en één is er niet meer.’ 14 Maar Jozef zei: ‘Ik blijf erbij dat jullie spionnen zijn. 15 We zullen de proef op de som nemen: jullie gaan hier niet vandaan tenzij jullie jongste broer hierheen komt, zo waar de farao leeft. 16 Stuur een van jullie terug om hem te halen. De rest blijft hier gevangen totdat het bewijs is geleverd dat jullie de waarheid spreken. Anders zijn jullie spionnen, zo waar de farao leeft.’ 17 Daarna hield hij hen drie dagen in hechtenis. (NBV)
Broederliefde is in de geschiedenis vaak geromantiseerd en mooier gemaakt dan het vaak in de werkelijkheid is. Broers die samen in de oorlog gaan zouden onvoorwaardelijk op elkaar kunnen bouwen en de ene broer zou zijn leven over hebben om de andere broer veilig thuis te brengen. Mooie verhalen maar de Bijbel gaat van een dergelijke vanzelfsprekende broederliefde niet uit. In het eerste verhaal over twee broers, Kaïn en Abel, slaat de een de ander dood. Jacob en Esau kregen een diepgaand conflict toen Jacob Esau bedroog over het eerstgeboorterecht en de broers van Jozef stopten hem zonder omhaal in de put en verkochten hem als slaaf. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat Jozef eerst wel eens wil weten waar hij aan toe is als zijn broers ineens om graan komen bedelen. Jozef had immers de verantwoordelijkheid voor het volk van Egypte op zich genomen. Omdat hij gekleed en geschoren was als een Egyptische vorst en een stuk ouder was geworden herkenden zijn broers hem niet.
Omgekeerd wel en Jozef merkte direct op dat de andere zoon van zijn moeder, Benjamin, er niet bij was. Waar waren die broers op uit? Was Jacob nog steeds bang dat de broers niet goed voor hun broertje zouden zorgen? Komen ze alleen uit eigenbelang of hebben ze ook iets geleerd, zoals Jozef had moeten leren. Dat zijn droom nu uitkwam en de broers voor hem bogen deerde hem niet, geen “zie je wel” of “ik had toch gelijk”. Nee, Jozef beschuldigt ze van spionage. In het Hebreeuws staat er “verspieder”, hetzelfde woord dat later bij de uittocht gebruikt zou worden voor de mannen die gingen kijken hoe het land Kanaän heroverd zou moeten worden. En Jozef doet dus net alsof de broers voorlopers zijn van woestijnnomaden die Egypte willen veroveren om het graan voor zichzelf te houden. Niet zo vreemd overigens want in de geschiedenis zijn er tal van verhalen over vreemde volken die het rijke en trotse Egypte onder de voet hadden gelopen.
Tot na de ballingschap, tot in de tijd van het Romeinse wereldrijk was er oorlog gevoerd tussen Egypte en andere machtige volken. Egypte hoorde bij de wereldrijken die elkaar de macht over de hele wereld hadden betwist. In de tijd van Jeremia zouden een groot aantal Joodse vluchtelingen onderdak vinden in Egypte en daar ook gevestigd blijven. Uit het verhaal van Jozef kunnen ze leren dat ze extra dankbaar mochten zijn daar een veilige plek geboden te hebben gekregen. Uiteindelijk stopt Jozef zijn broers drie dagen de put, in de kerker, dezelfde kerker waarin hij door toedoen van zijn broers terecht was gekomen. Wat zouden die broers nu over hebben voor hun vader en broer? Is er iets van de liefde gedaagd die ze van de God van hun vaderen hadden kunnen leren? Jozef moet het uitzoeken, zoals wij het vaak moeten zoeken achter de woorden en daden van onze machthebbers en vertegenwoordigers. Oplettendheid is geboden, dat leert ons ook dit verhaal.