Hij is verscheurd.

Genesis 37:18-36

18  Zijn broers zagen hem al van ver, en nog voordat hij hen had bereikt, hadden ze een plan beraamd om hem te doden. 19  ‘Kijk daar eens, ‘zeiden ze tegen elkaar, ‘daar komt die meesterdromer aan. 20  Dit is onze kans! Laten we hem vermoorden en hem ergens in een put gooien. We zeggen gewoon dat hij door een roofdier is verslonden. Dan zullen we eens zien wat er van zijn dromen uitkomt.’ 21  Toen Ruben dat hoorde, wilde hij proberen Jozef te redden. ‘Nee, laten we hem niet om het leven brengen, ‘zei hij. 22  ‘Er mag geen bloed vloeien! Gooi hem in die put hier, in deze verlaten streek, maar breng hem niet om.’ Zo wilde hij Jozef uit hun handen redden en hem ongedeerd naar zijn vader terug laten gaan. 23 ¶  Zodra Jozef bij zijn broers was gekomen, trokken ze hem zijn bovenkleed uit, dat mooie veelkleurige gewaad, 24  en gooiden hem in de put; de put was leeg, er stond geen water in. 25  Daarna gingen ze zitten eten.  Opeens zagen ze een karavaan naderen. Het waren Ismaëlieten die uit de richting van Gilead kwamen en op weg waren naar Egypte. De kamelen waren beladen met gom, balsem en cistushars. 26  Toen zei Juda tegen zijn broers: ‘Wat hebben we eraan om onze broer te vermoorden? Dan moeten we ook de sporen weer zien uit te wissen. 27  Laten we hem aan die Ismaëlieten verkopen in plaats van hem om te brengen; hij is tenslotte onze broer, ons eigen vlees en bloed.’ De anderen stemden hiermee in. 28  Toen er Midjanitische kooplieden uit de karavaan voorbijkwamen, trokken de broers Jozef uit de put en verkochten hem voor twintig sjekel, en die Ismaëlieten namen Jozef mee naar Egypte. 29  Toen Ruben weer bij de put kwam en ontdekte dat Jozef er niet meer in zat, scheurde hij zijn kleren. 30  Hij ging naar zijn broers terug. ‘De jongen is weg!’ riep hij. ‘Wat nu, wat moet ik nu!’ 31 ¶  Toen slachtten ze een bokje, pakten Jozefs veelkleurige gewaad en dompelden dat in het bloed. 32  Daarna lieten ze het naar hun vader brengen met de boodschap: ‘Dit hebben we gevonden. Kijk eens goed, is dit niet het kleed van uw zoon?’ 33  Jakob herkende het en riep uit: ‘Het kleed van mijn zoon! Hij moet verslonden zijn door een roofdier! Hij is verscheurd, Jozef is verscheurd!’ 34  Jakob scheurde zijn kleren, deed een rouwkleed om en rouwde over zijn zoon, dagenlang. 35  Al zijn zonen en dochters deden hun best om hem te troosten, maar hij wilde niet getroost worden en zei: ‘Ik zal rouw dragen totdat ik naar mijn zoon in het dodenrijk afdaal.’ Zo treurde Jakob om zijn zoon.36  De Midjanieten brachten Jozef naar Egypte en verkochten hem aan Potifar, een hoveling van de farao en commandant van zijn lijfwacht. (NBV)

Joost van den Vondel heeft met zijn toneelstuk Jozef in Dotan dit verhaal bijna tot een spreekwoord gemaakt. Maar het verhaal kan ook vandaag nog het een en ander voor ons te betekenen hebben. En dan gaat het allereerst om iemand te beoordelen op het imago dat die persoon heeft. Jozef had immers zijn koningsmantel aan en over zijn gedroomde koningschap luidop vertelt. Hij had de beste dromen, was dus een meesterdromer. Zijn vader had hem er op uitgestuurd uit bezorgdheid. Die bleek niet voor niks. Dotan betekent twee bronnen en dat geeft vruchtbare grond waarop groene weiden kunnen gedijen. Dat betekent ook dat je kunt aannemen dat er in de putten ook water zal staan. En water betekent in Israël naast vruchtbaarheid voor het land ook vaak dood voor de mensen. De broers willen af van de koninklijke spion en besluiten Jozef om te brengen door hem in de put te gooien. Alleen Ruben lijkt hem in leven te willen houden door hem in een droge put te laten gooien. In oude handschriften wordt dit ook wel toegeschreven aan Juda. Dan zou het tegelijk de verklaring zijn voor de voorname positie die de stam Juda later zou innemen. Maar in de handschriften waaruit de Nederlandse vertalingen zijn gemaakt wordt gesproken over Ruben, de eerstgeborene. Hij haalt inderdaad de broers over om Jozef in een droge put te gooien.

Zo verdrinkt hij niet maar als er staat dat de broers naast de put gaan zitten eten dan dringt zich de gedachte op dat Jozef in een droge put de hongerdood zal sterven. Jozef is op dit punt van het verhaal zijn ondergang tegemoet gelopen. Wie zichzelf hoog verheft kan diep vallen. De bezorgdheid van Jacob richt zich op de verkeerde zonen. Hij had beter over Jozef zorgen gemaakt. Nu rest hem een intens verdriet. Ouders die een kind verloren hebben herkennen dit direct. Je voelt je verscheurd, alsof er een deel van jezelf is gestorven en eigenlijk is er ook een deel van jezelf gestorven. In dit geval speelt het verhaal met de beelden die er bij horen. De bebloede koningsmantel van Jozef kan er alleen maar op wijzen dat hij het slachtoffer is geworden van een wild dier. De broers die Jozef als slaaf hebben verkocht, en twintig zilverstukken was de prijs voor een gewone slaaf, zullen de suggestie van het verscheurende dier graag hebben versterkt. Dat Jacob ook eigenlijk zelf verscheurd is brengt hij tot uiting door zijn kleren te scheuren, een rouwgewoonte die tot in onze dagen in het volk Israel nagevolgd wordt. En treuren blijft Jacob, dat zal duren tot hij  hoort dat zijn zoon nog leeft. Ouders die een kind verloren hebben blijven hun hele leven treuren. Soms zie je dat niet direct en als je het niet hebt meegemaakt dan herken je het ook niet altijd, maar een dichter dichtte ooit over een moeder die jaren daarvoor een kind had verloren “ze huilt in een hoekje van haar hart”. In het verhaal van vandaag laat Jacob nog zijn verdriet zien. Maar hij is in dit verhaal niet de enige die zijn kleren scheurt. Ook Ruben heeft zijn kleren gescheurd en vraagt zich wanhopig af waar de jongen is.

En de manier waarop dat beschreven is heeft altijd te denken gegeven. Hij vraagt niet naar zijn broer, hij vraagt niet naar Jozef, maar hij roept uit dat de jongen weg is en vraagt zich af wat hij moet doen. Die manier van vertellen zegt iets over de verhoudingen. Ruben is de eerstgeborene en met de redding van het leven van Jozef had hij die positie weer opgeëist. Hij is immers verantwoordelijk geworden voor het leven van Jozef zoals het de oudste broer betaamd. Nu is die prijs van hem afgenomen, want het is in zijn tegendeel verkeerd, hij komt thuis zonder zijn jongste broer. Dat maakt dat hij rouwt nog voor hij weet wat er gebeurd is. Die onechte rouw kennen we ook. De prachtige woorden die vaak bij begrafenissen worden gesproken door mensen die de overledene nauwelijks of niet hebben gekend. De familie die al tijdens de begrafenis ruzie staat te maken over de erfenis. Het is het soort rouw waar mensen zich schuldig aan maken maar waar iedereen die het ziet van walgt. Denk overigens niet dat je niet mag rouwen. Dat Jozef bij God zou zijn en dat Jacob daar blij mee zou moeten zijn of zich getroost zou moeten weten komt in dit verhaal niet voor. Niet omdat het niet waar is en Jozef nog leeft maar ook omdat de Bijbel zo niet met verdriet omgaat. Als er een dierbare is overleden dan past verdriet, dan past rouw, desnoods vele jaren. Wij mensen houden van elkaar en als het door de dood onmogelijk wordt omdat te delen dan is er verdriet, loop daar nooit voor weg en schaam je er nooit voor, hoe verscheurend dat verdriet er ook kan uitzien of kan klinken.

 

Plaats een reactie