Genesis 33:1-17
1 ¶ Plotseling zag Jakob Esau op zich afkomen, met vierhonderd man. Toen verdeelde hij de kinderen over Lea, Rachel en zijn twee bijvrouwen. 2 De bijvrouwen en hun kinderen liet hij voorop gaan, Lea en haar kinderen daarachter, en Rachel en Jozef helemaal achteraan. 3 Zelf liep hij voor iedereen uit, en terwijl hij zijn broer naderde boog hij zevenmaal diep voorover. 4 Esau rende hem tegemoet, sloot hem in zijn armen en kuste hem. Beiden lieten hun tranen de vrije loop. 5 ¶ Toen Esau opkeek en de vrouwen en kinderen zag, vroeg hij: ‘Wie heb je daar bij je?’ Jakob antwoordde: ‘Dat zijn de kinderen die God in zijn goedheid aan mij, je dienaar, heeft geschonken.’ 6 Toen kwamen de bijvrouwen met hun kinderen dichterbij, en zij bogen diep. 7 Daarna kwam Lea met haar kinderen, en ook zij bogen diep. Ten slotte kwamen Jozef en Rachel, die eveneens diep bogen. 8 ‘Wat is de bedoeling van die hele schare die ik ben tegengekomen?’ vroeg Esau. Jakob antwoordde: ‘Die was bedoeld om mijn heer gunstig te stemmen.’ 9 Maar Esau zei: ‘Ik bezit genoeg, broer, houd jij maar wat je hebt.’ 10 ‘Nee, ‘zei Jakob, ‘als je mij goedgezind bent, neem dat geschenk dan alsjeblieft van mij aan, want oog in oog staan met jou is niets anders dan oog in oog staan met God, en toch ontvang je mij welwillend. 11 Neem toch aan wat ik je heb laten brengen en waarmee God mij heeft gezegend, want God is mij goedgezind geweest en ik heb meer dan genoeg.’ Omdat hij bleef aandringen nam Esau het aan. 12 Hierna zei Esau: ‘Laten we verdergaan, ik zal je vergezellen.’ 13 Maar Jakob antwoordde: ‘Mijn heer weet hoe zwak kinderen zijn, en ik heb de zorg voor zogende schapen, geiten en runderen. Als die ook maar één dag worden opgejaagd, gaan ze allemaal dood. 14 Laat mijn heer toch voor zijn dienaar uit trekken, dan zal ik hem op mijn gemak naar Seïr volgen en mij aanpassen aan het tempo van het vee dat ik bij me heb en aan dat van de kinderen.’ 15 Esau zei: ‘Laat me dan tenminste een paar van mijn mannen bij je achterlaten.’ Maar Jakob sloeg dat af: ‘Waarom al die moeite? Het is mij voldoende dat mijn heer mij goedgezind is.’ 16 ¶ Diezelfde dag nog keerde Esau terug naar Seïr. 17 Jakob echter reisde naar Sukkot en bouwde er een huis. Ook maakte hij hutten voor zijn vee; vandaar dat die plaats Sukkot heet. (NBV)
Ooit komt voor iedereen het uur van de waarheid, ook voor Jacob. Iedereen is in ons verhaal het land binnengetrokken waar ooit Abraham van droomde, waar Izaak rondgetrokken had en waar nu Esau zijn broer Jacob tegemoet kwam. Jacob ging voor zijn vrouwen, kinderen en vee uit. En hoewel je iets dagen lang kunt vrezen komt het toch vaak onverwacht. Daar was Esau met zijn leger van 400 ruiters. En dan wil hij ook nog niks van wat je hebt gegeven. Jacob blijft zich onderdanig opstellen. Esau blijft er onverschillig over. Dit is zijn broer, wel komaan we gaan weer naar huis. Maar Jacob blijft ook voorzichtig en komt daardoor uiteindelijk verlost van Esau in Sukkoth terecht. Dat betekent eigenlijk gewoon het huttendorp maar in de Naardense Bijbel wordt het vertaald met Loofhutten. De tijdelijke hutten die tijdens het feest worden opgetrokken als herinnering aan de reis door de woestijn.
Hier had Jacob reden voor een feest. Abraham, Izaak en Jacob droomden er van vorm te geven aan een volk dat op een nieuwe, geheel andere manier, om zou gaan met godsdienst en met elkaar. Gastvrijheid voorop, vrede waar het mogelijk is, eerst streven naar een bondgenootschap, iedereen er bij betrekken. Abraham had ook zijn knechten laten besnijden, Jacob begint met zijn bijvrouwen voor te stellen aan Esau. Zo zullen ook wij mee vorm moeten geven aan de richting die we ons volk willen laten inslaan. Moeten de rijken beschermd worden, of helpen we de voedselbanken ons land uit, moeten we ons afzetten tegen vreemdelingen en hun godsdienst, of moeten we uit alle macht proberen samen te leven, zorgen we voor de zwakken en de zieken in ons land of laten we hen maar aan hun familie en het lot over. Daar gaan de keuzes over de komende tijd, na de verkiezingen weten we wat een meerderheid wil, en daarna kunnen we er mee aan de slag. Want wat er ook gekozen wordt, voor gerechtigheid en vrede is altijd een hoop werk nodig waar iedereen aan mee moet doen.
En komt er dan vanzelf vrede? Er wordt nog wel eens gezegd dat mensen die vrede willen wegkijken. Dat het zich als knecht opstellen je zelfstandigheid doet verdwijnen. Jacob blijft in dit verhaal zeer voorzichtig. Hij laat zich niet alles afpakken. Zijn familie is ingedeeld naar de mate van de liefde die Jacob voor ze heeft, eerst de bijvrouwen, dan Lea en helemaal achteraan de vrouw die hij eigenlijk liefheeft Rachel. En dan komt Esau, die kust Jacob staat er dan. Het is een heel bijzondere Bijbelpassage. Zelfs in de oudste Hebreeuwse handschriften. Er staan daar een paar puntjes boven die we verder in de Hebreeuwse Bijbel nergens tegenkomen en waarvan de betekenis ook niet echt bekend is. Het volk dat van Esau zou afstammen, Edom, zal uitgroeien tot de erfvijand van Israël. Ze stonden te lachen toen het volk in ballingschap werd weggevoerd. Hebreeuwse commentaren zeggen vaak dat Esau Jacob alleen voor de vorm kusten, niet als een liefhebbende broer die blij is met de thuiskomst. In elk geval leren we dat vrede niet zo maar komt en als het er is blijkt vrede er ook niet vanzelfsprekend. Vrede vraagt onderhoud en dat moeten we elke dag plegen. Zonder dat we onszelf opgeven maar omdat vrede en liefde de gronden zijn waarop ons leven rust.