Prediker 3:1-15
1 ¶ Voor alles wat gebeurt is er een uur, een tijd voor alles wat er is onder de hemel. 2 Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven, een tijd om te planten en een tijd om te rooien. 3 Er is een tijd om te doden en een tijd om te helen, een tijd om af te breken en een tijd om op te bouwen. 4 Er is een tijd om te huilen en een tijd om te lachen, een tijd om te rouwen en een tijd om te dansen. 5 Er is een tijd om te ontvlammen en een tijd om te verkillen, een tijd om te omhelzen en een tijd om af te weren. 6 Er is een tijd om te zoeken en een tijd om te verliezen, een tijd om te bewaren en een tijd om weg te gooien. 7 Er is een tijd om te scheuren en een tijd om te herstellen, een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken. 8 Er is een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten. Er is een tijd voor oorlog en er is een tijd voor vrede. 9 Welk voordeel heeft de mens van alles wat hij met zijn gezwoeg tot stand brengt? 10 Ik heb gezien dat het een kwelling is, die hem door God wordt opgelegd. 11 ¶ God heeft alles wat er is de goede plaats in de tijd gegeven, en ook heeft hij de mens inzicht in de tijd gegeven. Toch kan de mens het werk van God niet van begin tot eind doorgronden. 12 Ik heb vastgesteld dat voor de mens niets goeds is weggelegd, behalve vrolijk te zijn en van het leven te genieten. 13 Want wanneer hij zich aan eten en drinken te goed doet en geniet van al het goede dat hij moeizaam heeft verworven, is dat een geschenk van God.14 Alles wat God doet, zo heb ik vastgesteld, doet hij voor altijd. Daar is niets aan toe te voegen, daar is niets van af te doen. God doet het zo opdat wij ontzag voor hem hebben. 15 Wat er is, was er al lang; wat zal komen, is er altijd al geweest. God haalt wat voorbij is altijd weer terug. (NBV)
Er worden 28 tegenstellingen genoemd in dit lied van de tijd. Oorlog en vrede zijn de laatste twee. Maar aantallen in de Bijbel staan er meestal niet zomaar. Zeven is het getal van de volheid. Zeven dagen worden er immers geteld voor de schepping van de aarde, inclusief een rustdag. Vier windstreken zijn er en zeven maal vier, en dat is 28, staat dus voor de hele aarde en alles wat daarin is. Voor alles is een eigen tijd. Aan het begin staat dat alles wat op en in de aarde is onder de hemel is. Alles staat onder God. Niet dat God overal mee te maken heeft, niet dat God alles doet, al doet ook God alles op zijn tijd. De vraag voor morgen is wat de mens heeft met al het gezwoeg wat hij tot stand brengt. Als wij het prachtige lied over de tijd van Prediker op ons laten inwerken weten we dat we toch wel heel vaak vergeten dat er voor alles een eigen tijd is en dat alles ook zijn tijd nodig heeft. In onze dagen lijden veel mensen aan wat we zijn gaan noemen “de ziekte van effe”. In plaats van overal de tijd voor te nemen die nodig is om de dingen te doen, doen mensen alles maar effe. Voor ze komen hebben ze al effe dit gedaan en effe dat geregeld en voor ze gaan moeten ze zo nodig nog effe dit doen en effe dat afmaken. Nergens wordt meer de tijd voor genomen en nergens is dus ook meer tijd voor.
Dat er voor alle dingen minder tijd is lijkt meestal niet zo erg, maar dat er daardoor ook voor mensen minder tijd is is erger. Dat is voor relaties vaak funest, dat is voor opgroeiende kinderen rampzalig. Kinderen hebben drie dubbel last van onze gehaaste samenleving. Niet alleen dat ouders vaak maar effe tijd hebben voor hun kinderen, ook leerkrachten moeten altijd nog effe dit en nog effe dat, en in het verkeer zijn de meeste deelnemers te gehaast om nog effe oog te hebben voor het grut dat hun pad kruist. De “ziekte van effe” heeft vele officiële namen, burn-out is de bekendste, overspannen die van de huisarts, maar chronische vermoeidheid, alcoholverslaving, verkeersongevallen, psychiatrische stoornis, depressies, gezinsdrama’s kunnen vaak ook teruggevoerd worden op het niet ritmisch weten te zingen van het lied van de tijd. Wie muziek maakt kent het. Elke noot heeft een eigen lengte, in elke maat moet elke toon gaan klinken en een muziekstuk klinkt niet als noten en maten maar effe mogen meedoen zonder dat zij passen in tempo en metrum. Zeker het samenspelen, samen zingen wordt volstrekt onmogelijk als ieder voor zich op eigen tempo en maat effe de tonen laat klinken. Daarom is het zo mooi dat Prediker hier een lied van gemaakt heeft. Als we dat lied van tijd tot tijd samen zingen krijgen we wellicht de harmonische samenleving die de Bijbel ons voorspiegelt.
We weten natuurlijk wel hoe laat het is. We snappen best dat alles tijd nodig heeft. We willen het alleen vaak niet weten. In het begin van de vorige eeuw werd de lopende band uitgevonden. Als je veel dingen maakt die allemaal hetzelfde zijn is het handig om ze op een band te zetten en elke werknemer een deel van alle handelingen te laten uitvoeren. Die werkverdeling aan de lopende band werd een complete wetenschap. Met een stopwatch werd gemeten hoe lang elke handeling duurt en daarop werd de snelheid van de band afgesteld. Met mensen die fouten maken, zich niet goed voelen, onervaren zijn of ouder worden werd geen rekening gehouden. Charlie Chaplin heeft daar nog eens een prachtige film over gemaakt waarin je kon zien hoe gewelddadig een lopende band tegenover mensen kan zijn. Maar nog steeds worden er mensen ziek van de prestatiedruk die op ze gelegd wordt. Inzicht alleen is niet voldoende we moeten er ook naar willen handelen. Maar in het bedrijfsleven is dat moeilijker, daar worden de goden van winst en profijt gediend. Die goden vragen om niet naar de mens te kijken maar alleen naar de winst en wat het meer kan opleveren. Het enige waar we echt tijd voor moeten maken volgens Prediker is het genieten van alles wat ons zwoegen heeft opgebracht. Datgene wat we moeizaam hebben verworven mogen we als een cadeautje uitpakken en ervan genieten. Dat was zo in de dagen van Prediker en dat is nog steeds niet veranderd. Net als samen delen. Want het uitpakken van cadeautjes alleen in je eentje is wel leuk, maar het uitpakken van cadeautjes met elkaar is nog veel leuker. Zeker als je al veel hebt en dat deelt met mensen die dat helemaal niet gewend zijn omdat ze niet veel hebben. De vreugde van de arme die bevrijd wordt van armoede wordt dan een geschenk op zich, een geschenk van God waaraan wij mogen bijdragen, elke dag opnieuw.