Numeri 23:13-26
13 ¶ ‘Komt u mee naar een andere plek vanwaar u hen kunt zien, ‘zei Balak, ‘niet het hele volk, maar wel een deel ervan. Spreek vanaf daar voor mij een vloek over hen uit.’ 14 En hij nam hem mee naar de top van de Pisga, in de Sofimvlakte, bouwde zeven altaren en offerde op elk ervan een stier en een ram. 15 Bileam zei tegen Balak: ‘Blijft u hier bij uw brandoffers, ik zal daarginds wachten tot de HEER naar mij toe komt.’ 16 De HEER kwam bij Bileam, hij droeg hem op naar Balak terug te gaan en legde hem in de mond wat hij moest zeggen. 17 Toen Bileam terugkwam, stond Balak nog bij zijn brandoffers, samen met de Moabitische leiders. ‘Wat heeft de HEER gezegd?’ vroeg Balak. 18 Daarop hief Bileam deze orakelspreuk aan: ‘Let goed op, Balak, en luister, zoon van Sippor, leen mij uw oor. 19 God is geen mens, dat hij zijn woord zou breken of terug zou komen op zijn besluit. Zou hij beloven en niet vervullen, zijn woord geven en het niet gestand doen? 20 Hij droeg mij op te zegenen. Hij heeft gezegend-kan ik dat keren? 21 Voor Jakob laat zich geen onheil schouwen, voor Israël laat zich geen rampspoed zien. De HEER, hun God, is in hun midden, gejubel klinkt op rond hun koning. 22 God, die hen uit Egypte leidde, is voor hen als de horens van een wilde stier. 23 Voortekens lezen is Jakob vreemd, van waarzeggerij houdt Israël zich ver; God zelf spreekt tot Jakob, op zijn eigen tijd, God zelf zegt tegen Israël wat hij bewerken zal. (NBV)
Elke week wordt het aantal Russische soldaten dat zich volgens zeggen legert aan de grens van de Baltische staten groter. De noodzaak om er Westerse soldaten heen te sturen wordt dus daarmee ook steeds dringender. Ook Balak maakt het zicht op dat gevaarlijke volk Israël voor Bileam nog groter. De noodzaak om de God van Israël aan de kant van Balak te krijgen wordt dus ook steeds groter. Opnieuw worden er altaren opgericht, opnieuw worden er brandoffers gebracht, opnieuw de sterkste en meest vruchtbare dieren, daarmee moet de God toch gunstig te stemmen zijn. Niet alleen Balak staat er maar ook de andere Moabitische leiders. Maar heeft dat zin. Net zo goed is de vraag of al dat wapengekletter in de Baltische staten zin heeft. Balak en zijn Moabitische leiders hebben nog steeds de keus, vechten of delen. De vraag is of ook wij onze diplomatieke kanalen wel voldoende gebruiken om vrede te bewaren met de Russen.
Met nadruk zet Bileam iedereen op zijn plaats. Balak brengt zijn offers, dus Balak moet maar bij zijn offers blijven en zien of die offers ook wat uitwerken. Bileam zou met God moeten spreken. Dat kan dus alleen in afzondering. En dan nog moet Bileam, en dus Balak ook, maar afwachten of het die God behaagd naar hem toe te komen en met hem te praten. Nu kwam die God inderdaad en sprak met Bileam. Balak kon bijna niet wachten op de uitslag van het gesprek. Bileam moet eerst eens uitleggen wat die God van Israël eigenlijk voor een God is. Balak luister goed. De God van Israël is geen mens, mensen liegen, de God van Israël niet. Dat wat hij beloofd komt die God ook na, als die God zijn woord geeft dan kun je daar op vertrouwen. Een volk dat met zo’n God gaat kent geen onheil, kent geen rampspoed. In de loop van de geschiedenis zal Israël zich afwenden van die God en de ene ramp na de andere zal dat volk overkomen.
Maar zo lang dat volk het met die God wil wagen houdt die God zich aan zijn belofte te zorgen voor dat volk. Als je dat volk te na komt dan wacht je het lot van de horens van een wilde stier, als zo’n stier je op de horens neemt ben je je leven niet zeker. Toen het volk zich van God afkeerde ging het steeds meer vertrouwen op waarzeggers, ingewanden lezers, voorspellers op grond van de vlucht van de vogels. Wij weten uit allerlei onderzoek dat steeds minder mensen zich religieus vinden. Tegelijk zien we de kaartlezers, de sterrenwichelaars, de mediums toenemen. Steeds meer mensen pretenderen gaven te hebben om mensen te vertellen wat hun voorouders of gestorven geliefden vinden en wat hun toekomst zou zijn. Het verlaten van religie wordt gemotiveerd met het verlaten van het geloof in sprookjes. Bileam maakt duidelijk dat het geen sprookjes zijn waar het volk in geloofd, maar het volk vertrouwt op een God die hen beschermt. Dat het vertrouwen niet vergeefs is blijkt uit de bevrijding uit de slavernij. Misschien moeten ook wij wat vaker vertrouwen op een God die wil dat we niet doden, in plaats van machtigen en leugenaars achter aan te lopen.