Ik zal weer opbouwen

Ezechiël 36:22-38

22  Zeg daarom tegen het volk van Israël: “Dit zegt God, de HEER: Ik zal ingrijpen, volk van Israël-niet omwille van jou, maar omwille van mijn heilige naam, die je hebt ontwijd bij de volken waar je gekomen bent! 23  Ik zal mijn grote naam, die door jullie bij die volken is ontwijd, weer aanzien verschaffen. Die volken zullen beseffen dat ik de HEER ben-spreekt God, de HEER. Ik zal ze laten zien dat ik heilig ben; 24  ik leid jullie weg bij die volken, ik breng jullie bijeen uit die landen en laat je naar je eigen land terugkeren. 25 ¶  Ik zal zuiver water over jullie uitgieten om jullie te reinigen van alles wat onrein is, van al jullie afgoden. 26  Ik zal jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven, ik zal je versteende hart uit je lichaam halen en je er een levend hart voor in de plaats geven. 27  Ik zal jullie mijn geest geven en zorgen dat jullie volgens mijn wetten leven en mijn regels in acht nemen. 28  Jullie zullen in het land wonen dat ik aan je voorouders gegeven heb, jullie zullen mijn volk zijn en ik zal jullie God zijn. 29  Ik zal jullie redden van alles wat je onrein maakt, ik zal het koren bevelen overvloedig te groeien en nooit meer een hongersnood op jullie afsturen. 30  De bomen zullen overvloedig vrucht dragen en de akkers zullen een rijke opbrengst geven; jullie zullen niet meer door andere volken worden bespot omdat jullie honger lijden. 31  Jullie zullen je al je dwaalwegen en wandaden herinneren, en jullie zullen van jezelf walgen vanwege jullie gruwelijke zonden. 32  Ik doe dit alles niet omwille van jullie-spreekt God, de HEER; laat dat tot je doordringen! Schaam je over je schandelijk gedrag, volk van Israël. 33  Dit zegt God, de HEER: Op de dag dat ik jullie van je zonden gereinigd heb, zal ik in de steden weer mensen laten wonen en zullen de puinhopen weer worden opgebouwd. 34  Het verwilderde land zal weer worden bewerkt-het land dat voor iedereen die erdoorheen trok een woestenij was. 35  Ze zullen zeggen: ‘Dit land hier, dat een woestenij was, is nu als de tuin van Eden, en de steden die in puin lagen, die verlaten waren en verwoest, zijn weer versterkt en bewoond.’ 36  Dan zullen de volken om je heen beseffen dat ik de HEER ben. Ik zal weer opbouwen wat verwoest was en beplanten wat verwilderd was. Wat ik, de HEER, gezegd heb, zal ik doen. 37  Dit zegt God, de HEER: Ook dit verlangen van het volk van Israël zal ik in vervulling laten gaan: ik zal het volk zo talrijk maken als een kudde schapen; 38  zo vol als Jeruzalem op hoogtijdagen is met heilige offerdieren, zo vol met mensen zullen de steden zijn die nu in puin liggen. En ze zullen beseffen dat ik de HEER ben.”’
(NBV)

We denken zo gemakkelijk dat we alles zelf wel kunnen. En nog gemakkelijker denken we dat anderen alles wel zelf kunnen. Als we zelf werk gevonden hebben dan kunnen anderen dat toch ook? Als we zelf gezond zijn gebleven dan kunnen anderen dat toch ook? Als we zelf wat van een computer snappen dan kunnen anderen dat toch ook? Het is soms heel moeilijk te geloven dat niet alles vanzelf gaat wanneer het voor onszelf voelt alsof het vanzelf gaat. Maar iedereen moet toegeven dat er zaken zijn die men beter kan dan een ander en dat er zaken zijn die men minder goed kan dan een ander. Er zijn nu eenmaal zaken die je over moet laten aan vakmensen, mensen die er voor doorgeleerd hebben en die er liefhebberij in hebben. Pas als je bereid bent samen te werken, jouw capaciteiten te ruilen met de capaciteiten en vaardigheiden van anderen dan kun je samen iets tot stand brengen.

In de Bijbel heet dat samen ook wel God. Pas als je het doet zoals de God van Israël het doet dan wordt het wat. Pas als je accepteert dat de bloeiende samenleving waarin je leeft alleen tot stand is kunnen komen omdat mensen bereid waren hun creativiteit, kennis en vaardigheden te delen met die samenleving dan pas kun je er te volle aan deelnemen. Maar dan moet je eigenlijk ook beseffen dat je samen bezig bent de geboden van de God van Israël te volgen. Die geboden zeggen dat je je naaste lief moet hebben als jezelf, dat je moet zorgen voor de minsten, de zwaksten in de samenleving. Die geboden zeggen dat je er voor moet zorgen dat iedereen kan meedoen aan die bloeiende en welvarende samenleving.

Het land dat hier voor de ballingen geschilderd wordt komt er helemaal niet echt als die ballingen uiteindelijk niet bereid zijn te zorgen voor de armen en de zwaksten in hun samenleving. In de Bijbel heten die de weduwe en de wees. Die nemen in de Bijbelse samenleving de zwakste posities in. Natuurlijk mag je verwachten dat de ballingen zelf hard zullen moeten werken om de akkers weer vruchtbaar te maken, om de steden weer op te bouwen en de puinhopen op te ruimen. Dat is uiteindelijk ook gebeurd. Maar daarmee heb je nog niet een samenleving die als voorbeeld dient voor andere volken. Die is er pas als de samenleving gebaseerd is op de liefde voor de naaste als uiting van de liefde voor de God van Israël. Dat geldt ook voor onze eigen samenleving. Elke dag mogen we weer opnieuw beginnen onze samenleving zo vorm te geven dat die gebaseerd is op de liefde voor de ander. Gelukkig mag dat ook vandaag weer.

Plaats een reactie