Ezechiël 34:17-31
17 ¶ Wat jullie betreft, mijn schapen, dit zegt God, de HEER: Ik zal rechtspreken tussen het ene schaap en het andere, tussen rammen en bokken. 18 Is het jullie niet genoeg dat jullie op de beste weide grazen? En dat jullie vertrappen wat er van het gras nog over is? Dat jullie het heldere water opdrinken en de rest met jullie poten troebel maken? 19 Mijn schapen moeten eten van wat jullie hebben vertrapt, en drinken van wat jullie met je poten troebel hebben gemaakt. 20 Daarom-dit zegt God, de HEER over jullie: Ik zal rechtspreken tussen de vette en de magere schapen. 21 Jullie dringen alle zwakke dieren met je flank en schouder weg, jullie stoten ze met je horens om ze te verjagen, 22 en daarom zal ik mijn schapen te hulp komen; ze zullen niet langer worden weggeroofd. Ik zal rechtspreken tussen de schapen. 23 Ik zal een andere herder over ze aanstellen, een die ze wél zal weiden: David, mijn dienaar. Hij zal ze weiden, hij zal hun herder zijn. 24 Ik, de HEER, zal hun God zijn, en mijn dienaar David hun vorst. Ik, de HEER, heb gesproken. 25 Ik zal een vredesverbond met ze sluiten, ik zal het land vrij van wilde dieren maken, zodat ze zelfs in de woestijn veilig kunnen wonen en in de bossen onbezorgd kunnen slapen. 26 Ik zal mijn schapen en het land rondom mijn heuvel zegenen, en ik zal de regen op gezette tijden doen neerdalen. Het zal regen zijn die zegen geeft. 27 De bomen zullen vrucht dragen, de akkers zullen een goede opbrengst geven en zij zullen veilig leven in hun land. Ze zullen beseffen dat ik de HEER ben wanneer ik het juk breek waaronder ze gebukt gaan, en ze uit handen van hun onderdrukkers red. 28 Ze zullen niet meer door andere volken worden geplunderd en niet meer worden verslonden door de wilde dieren, ze zullen veilig wonen en niemand zal ze nog opschrikken. 29 Ik zal akkers voor ze aanleggen die geroemd zullen worden, in het hele land zal niemand meer van honger omkomen en ze zullen niet langer door andere volken worden vernederd. 30 Ze zullen beseffen dat ik, de HEER, hun God, bij hen ben en dat zij, het volk van Israël, mijn volk zijn-spreekt God, de HEER. 31 Jullie zijn mijn schapen, de schapen die ik weid; jullie zijn mensen en ik ben jullie God-zo spreekt God, de HEER.”’ (NBV)
Ezechiël loopt ogenschijnlijk op de feiten vooruit. Veel van zijn toehoorders zullen hun schouders opgehaald hebben. Voor hen zullen die beloften zeer ongeloofwaardig geklonken hebben. Ze waren immers in ballingschap. De vreemde heersers die hen uit hun eigen land hadden meegenomen waren toch niet van plan hen snel weer terug te brengen. In het verhaal over de slavernij in Egypte werd verteld dat ze daar wel 400 jaar hadden verbleven en dat verblijf was geëindigd in een wrede slavernij. En dan een koning als David weer op de troon zetten? De machthebbers van Babel zullen wel uitkijken. Een koning in Israël die de onafhankelijkheid van Israël weet te garanderen ook tegen de sterkste vijanden, het is bijna ondenkbaar. Toch heeft die vredesvorst David ook een andere kant. Hij was niet alleen militair heerser die vrede had gebracht aan het volk. Hij had ook de ark met de Wet van heb Uw naaste lief als Uzelf weer in het midden van het volk geplaatst.
Zijn zoon had er een Tempel in Jeruzalem voor gebouwd, maar het was David die de Tempeldienst had ingesteld. En in het visioen van Ezechiël zullen de schapen vooral ook op de heuvel van God worden geweid, dat is op de Tempelberg in Jeruzalem. Die leer van Mozes moet dus kennelijk weer het middelpunt van het volk worden. Dat kan ook in de ballingschap. Daarom worden natuurlijk de onnutte priesters die zichzelf verrijkten vervangen door een koning die de Wet van eerlijk delen weet in te voeren en te handhaven. Daarvoor hoef je natuurlijk niet op een koning te wachten, daar kun je zelf direct mee beginnen, waar je je ook bevindt. Dan wordt het visioen van Ezechiël niet iets van een verre ongewisse toekomst maar dan wordt het een visioen dat vandaag, hier en nu, kan beginnen. Dan wordt voor ons zo’n visioen niet iets van een ver onbekend verleden maar ook een visioen van vandaag, hier en nu.
Want als een volk in ballingschap kan besluiten zich aan de Wet van heb Uw naaste lief als Uzelf te gaan houden dan kunnen wij in een welvarend westers land dat ondanks een financiële crisis ook gaan doen. Dan kunnen we net gaan doen of ook hier een Koning David regeert die de leer van Mozes in het hart van ons volk geplaatst heeft. Christenen wijzen elkaar er graag op dat volgens de verhalen in het Nieuwe Testament Jezus van Nazareth zou afstammen van Koning David en zelfs geboren werd in de stad van David, Bethlehem. Het volgen van Jezus van Nazareth is voor Christenen het Koningschap van David erkennen zoals Ezechiël dat hier heeft bedoeld. Dan zijn we een volk van delen met de minsten op aarde, dan stellen we de bestrijding van de voedselcrisis, waar miljoenen een hongerdood door sterven, boven de bestrijding van de financiële crisis waar de bankiers evengoed miljoenen in hun zak gestoken hebben. Met delen kunnen we vandaag opnieuw beginnen.