Lucas 22:66”“23:56
66 Toen het dag werd, kwam de raad van oudsten van het volk bijeen, hogepriesters zowel als schriftgeleerden, en ze leidden hem voor in hun raadszitting. 67 Ze zeiden: ‘Als u de messias bent, zeg het ons dan.’ Maar Jezus antwoordde: ‘Als ik het u zeg, gelooft u mij toch niet. 68 En als ik een vraag stel, antwoordt u toch niet. 69 Maar vanaf nu zal de Mensenzoon gezeten zijn aan de rechterhand van de Almachtige.’ 70 Toen zeiden allen: ‘U bent dus de Zoon van God?’ Hij antwoordde: ‘U zegt dat ik het ben.’ 71 Ze zeiden: ‘Waarvoor hebben we nog getuigenverklaringen nodig? We hebben het immers zelf uit zijn eigen mond gehoord!’ 1 ¶ Ze stonden allen op en leidden hem voor aan Pilatus. 2 Daar brachten ze de volgende beschuldigingen tegen hem in: ‘We hebben vastgesteld dat deze man ons volk van het rechte pad afbrengt en de mensen ervan weerhoudt belastingen aan de keizer te betalen en dat hij van zichzelf zegt de messiaanse koning te zijn.’ 3 Pilatus vroeg hem: ‘Bent u de koning van de Joden?’ Jezus antwoordde: ‘U zegt het.’ 4 Daarop zei Pilatus tegen de hogepriesters en de samengeschoolde menigte: ‘Ik vind niets waaraan deze man schuldig is.’ 5 Maar ze bleven hardnekkig beweren: ‘In heel Judea ruit hij met zijn onderricht het volk op, van Galilea tot hier!’ 6 Toen Pilatus dit hoorde, vroeg hij aan Jezus of hij uit Galilea kwam, 7 en toen hij besefte dat hij onder Herodes’ gezag viel, stuurde hij hem naar Herodes, die op dat moment in Jeruzalem verbleef. 8 Herodes was bijzonder blij toen hij Jezus zag, want hij wilde hem al heel lang ontmoeten omdat hij veel over hem gehoord had. Bovendien hoopte hij hem een wonder te zien doen. 9 Hij ondervroeg hem uitvoerig, maar Jezus antwoordde hem niet één keer. 10 De hogepriesters en de schriftgeleerden die erbij stonden, brachten zware beschuldigingen tegen hem in. 11 Hierop begonnen Herodes en zijn soldaten Jezus te honen, en ze dreven de spot met hem door hem een pronkgewaad om te hangen. Zo stuurde hij hem terug naar Pilatus. 12 Op die dag werden Herodes en Pilatus vrienden, terwijl ze altijd elkaars vijanden waren geweest. 13 ¶ Pilatus riep de hogepriesters en de leiders en het volk bij zich 14 en zei tegen hen: ‘U hebt die man voor mij gebracht als iemand die het volk van het rechte pad afbrengt, maar u weet dat ik hem, toen ik hem in uw bijzijn verhoorde, aan geen van de zaken waarvan u hem beticht schuldig heb bevonden. 15 En Herodes evenmin, hij heeft hem immers naar ons teruggestuurd; hij heeft niets gedaan waarop de doodstraf staat. 16 Dus zal ik hem vrijlaten, nadat ik hem heb laten geselen.’ 17 18 Maar ze begonnen met zijn allen luidkeels te schreeuwen: ‘Weg met hem! Laat Barabbas vrij!’ 19 Deze laatste was gevangengezet wegens een oproer dat in de stad had plaatsgevonden en wegens moord. 20 Pilatus praatte opnieuw op hen in omdat hij Jezus wilde vrijlaten. 21 Maar ze schreeuwden het uit: ‘Kruisig hem, kruisig hem!’ 22 Voor de derde maal zei hij tegen hen: ‘Wat voor kwaad heeft die man dan gedaan? Ik heb niets gevonden waarvoor hij de doodstraf verdient. Dus zal ik hem vrijlaten, nadat ik hem heb laten geselen.’ 23 Maar ze bleven luidkeels eisen dat hij gekruisigd zou worden, en met hun geschreeuw wonnen ze het pleit: 24 Pilatus besloot hun eis in te willigen. 25 Hij liet de man gaan die wegens oproer en moord gevangen was gezet en om wiens vrijlating ze hadden gevraagd, en leverde Jezus uit aan hun willekeur. 26 ¶ Toen Jezus werd weggeleid, hielden de soldaten een zekere Simon van Cyrene aan, die net de stad binnenkwam. Ze legden het kruis op zijn rug en lieten het hem achter Jezus aan dragen. 27 Een grote volksmenigte volgde Jezus, evenals enkele vrouwen die zich op de borst sloegen en over hem weeklaagden. 28 Jezus keerde zich echter naar hen om en zei: ‘Dochters van Jeruzalem, huil niet om mij. Huil liever om jezelf en je kinderen, 29 want weet, de tijd zal aanbreken dat men zal zeggen: “Gelukkig wie onvruchtbaar is, gelukkig de moederschoot die niet gebaard heeft en de borst die geen kind heeft gezoogd.” 30 Dan zullen de mensen tegen de bergen zeggen: “Val op ons neer!” en tegen de heuvels: “Bedek ons!” 31 Want als dit gebeurt met het jonge hout, wat zal het verdorde hout dan niet te wachten staan?’ 32 ¶ Samen met Jezus werden nog twee anderen, beiden misdadigers, weggeleid om terechtgesteld te worden. 33 Aangekomen bij de plek die de Schedelplaats heet, werd hij gekruisigd, samen met de twee misdadigers, de een rechts van hem, de ander links. 34 Jezus zei: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.’ De soldaten verdeelden zijn kleren onder elkaar door erom te dobbelen. 35 Het volk stond toe te kijken. De leiders hoonden hem en zeiden: ‘Anderen heeft hij gered; laat hij nu zichzelf redden als hij de messias van God is, zijn uitverkorene!’ 36 Ook de soldaten dreven de spot met hem, ze gingen voor hem staan en boden hem zure wijn aan, 37 terwijl ze zeiden: ‘Als je de koning van de Joden bent, red jezelf dan!’ 38 Boven hem was een opschrift aangebracht: ‘Dit is de koning van de Joden’. 39 Een van de gekruisigde misdadigers zei spottend tegen hem: ‘Jij bent toch de messias? Red jezelf dan en ons erbij!’ 40 Maar de ander wees hem terecht met de woorden: ‘Heb jij dan zelfs geen ontzag voor God nu je dezelfde straf ondergaat? 41 Wij hebben onze straf verdiend en worden beloond naar onze daden. Maar die man heeft niets onwettigs gedaan.’ 42 En hij zei: ‘Jezus, denk aan mij wanneer u in uw koninkrijk komt.’ 43 Jezus antwoordde: ‘Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn.’ 44 ¶ 45 Rond het middaguur werd het donker in het hele land omdat de zon verduisterde. De duisternis hield drie uur aan. Toen scheurde het voorhangsel van de tempel doormidden. 46 En Jezus riep met luide stem: ‘Vader, in uw handen leg ik mijn geest.’ Toen hij dat gezegd had, blies hij de laatste adem uit. 47 De centurio zag wat er gebeurd was en loofde God met de woorden: ‘Werkelijk, deze mens was een rechtvaardige!’ 48 De mensen die voor het schouwspel samengekomen waren en de gebeurtenissen hadden gadegeslagen, keerden terug naar huis, terwijl ze zich op de borst sloegen. 49 Alle mensen die Jezus gekend hadden waren op een afstand blijven staan, ook de vrouwen die hem vanuit Galilea gevolgd waren en alles hadden zien gebeuren. 50 51 Er was ook een man die Josef heette en afkomstig was uit de Joodse stad Arimatea. Hij was een raadsheer, een goed en rechtvaardig mens, die de komst van het koninkrijk van God verwachtte en niet had ingestemd met het besluit en de handelwijze van de raad. 52 Hij ging naar Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. 53 Nadat hij het lichaam van het kruis had gehaald, wikkelde hij het in linnen doeken en legde het in een rotsgraf dat nog nooit was gebruikt. 54 Het was de voorbereidingsdag, de sabbat was bijna aangebroken. 55 De vrouwen die met Jezus waren meegereisd uit Galilea, volgden Josef naar het graf om het te bekijken en om te zien hoe Jezus’ lichaam er werd neergelegd. 56 Daarna gingen ze naar huis en bereidden ze geurige olie en balsem. Op sabbat namen ze de voorgeschreven rust in acht. (NBV)
Wat is er goed aan Goede Vrijdag? Toch niet dat we jaar in jaar uit stil staan bij een afschuwelijke marteling waarbij een door en door goed mens onder helse pijnen aan zijn einde komt? Volgens zijn leer behoren we ons aan zijn kant op te stellen. En eeuwenlang zijn er mensen geweest die geprobeerd hebben het lijden van Jezus van Nazareth aan hun eigen lijf te ervaren. Tot in onze dagen zijn er mensen in de wereld die zich laten kruisigen, om er overigens af te komen voordat ze dood gaan. Het is en blijft een gruwelijk gebeuren. Maar draait het om dat gebeuren op Goede Vrijdag? Of vertelt ons het verhaal van Goede Vrijdag hoe het in de wereld zal aflopen met mensen die het goede doen en daarbij de geldende machten ter discussie stellen? Want het gaat in het Bijbelgedeelte van vandaag wel veel over verschillende machten. De Joodse religieuze macht, de Joodse Koning, de Romeinse bezetter. Lucas vertelt ons om te beginnen over het Sanhedrin, de raad van Hogepriesters en oudsten van het volk die Jezus brengen naar de plaats van hun rechtspraak. Let wel er is geen rechtzaak, want op de eerste dag van de zeven dagen waarop de ongezuurde broden worden gegeten vinden er geen rechtszaken plaats.
Men besluit dan ook de rechtspraak aan de burgerlijke autoriteiten over te laten. Discussiëren met die Jezus van Nazareth is ook onder deze omstandigheden veel te moeilijk. Vraag je hem of hij de zoon van God is, dan zegt hij dat je dat dus zelf zegt. Van enig respect voor de autoriteiten is geen sprake, zelfs als gevangene beschouwt hij zich als gelijke. De beschuldiging voor de burgerlijke autoriteiten is dat hij opstandeling is. Hij heeft zich uitgeroepen tot koning over Israël. En daar wordt het vreemde van het burgerlijk bestuur blootgelegd. Daar gaat het niet om mensen maar om machthebbers. Is Jezus van Nazareth koning van Juda? Daar gaat Pilatus over. Of is hij koning van Galilea? Daar gaat Herodes over. Beide vormen samen Israël, het land van koning David. Zo wordt Jezus van Nazareth van de ene naar de andere machthebber doorgeschoven en het enige gevolg is dat de concurenten tot vrienden worden en dat het eigenmachtig optreden van Pilatus tegen Galileërs hem vergeven wordt door hun Koning Herodes. Maar uiteindelijk beslist het volk. Via verkiezingen, via demonstraties en akties en via onverschilligheid. Populisme en onverschilligheid gaan hier hand in hand als Bar Abbas wordt vrijgelaten en Pilatus Jezus van Nazareth tot de kruisdood veroordeelt ondanks dat hij die Jezus van Nazareth voor onschuldig houdt.
De dood van Jezus van Nazareth maakt duidelijk hoe wij met elkaar omgaan. Uiteindelijk loopt het uit op oorlog en geweld, zeker als we ons richten op machthebbers en op de vraag wie de sterkste is, wie ons als volk of groep te na denkt te kunnen komen. Als wij er niet op gericht zijn de ander tot zijn recht te laten komen dan is de dood, van ons of van die ander, ons lot. Jezus van Nazareth laat Herodes, het Sanhedrin, het volk, Pilatus en Romeinen tot hun recht komen. Zelfs de mensen die met hem werden gekruisigd, zelfs de toeschouwers laat hij tot hun recht komen. Dat is een prestatie die ons te boven gaat, dat is het tot de dood door dragen van de Liefde van God. Als wij dat willen volgen zullen we alle mensen tot hun recht moeten laten komen, om te beginnen de zwaksten. Vanaf de eerste eeuwen van het Christendom zijn de Joden vaak neergezet als de moordenaars van Jezus van Nazareth. Alle Joden. En dat is merkwaardig, de volgelingen van Jezus van Nazareth waren Joden, de vrouwen waarover in dit gedeelte van het verhaal wordt verteld waren Jodinnen, Jezus van Nazareth zelf was een Jood. En het graf waarin hij na de kruisiging werd neergelegd was notabene van een lid van het Sanhedrin, de hoogste Raad van Israël. De leden van die Raad waren bij elkaar getrommeld nadat Jezus van Nazareth op de Olijfberg gevangen was genomen en die hadden hem ondervraagd en vervolgens uitgeleverd aan Pilatus, echt een Romein. Ook Herodes was niet echt een Jood. In het verhaal van de kruisiging kun je lezen dat de hele wereld te hoop loopt tegen Jezus van Nazareth. Om heel verschillende redenen maar ook die worden in het verhaal duidelijk door de houding van Jezus van Nazareth. In een paar woorden schetst Lucas ons overigens dat zij die zich ontfermden over het stoffelijk overschot van Jezus van Nazareth vrome Joden waren. In de vertaling staat overigens terecht lichaam, in het verhaal gaat het niet alleen over het stoffelijk overschot. Al eerder gebruikt Lucas deze term als hij vertelt hoe Jezus van Nazareth sprak over het laatste der dagen, als er één wordt opgenomen en een ander niet. “Waar het lichaam is verzamelen zich de adelaars” heet het dan. En op adelaarsvleugels worden de gelovigen gedragen. Ook in het verhaal over de instelling van het avondmaal wordt gesproken over lichaam als Jezus van Nazareth het brood breekt en uitdeelt met de woorden “Dit is mijn lichaam”. En zo wordt een opening gevormd naar het spreken over de gemeente van de Weg als het lichaam van Christus. Paulus zal daar herhaaldelijk later over schrijven. Nu nog wordt het lichaam van Jezus van Nazareth in een Joods graf gelegd, Arimatea was een stad in Judea en wie daar vandaan kwam en lid was van het Sanhedrin was volop Jood en nauw bij de Tempel betrokken.
De vrouwen die met Jezus waren meegereisd uit Galilea hielden zich ook aan de Joodse wetten en zorgden dat ze op de voorbereidingsdag voor de Sabbat ook al de geurige olie en de balsem klaar hadden die ze nodig zouden hebben voor het verzorgen van het stoffelijk overschot. Maar op de Sabbat namen ze de voorgeschreven rust in acht. En waar waren de volgelingen van Jezus van Nazareth? Zij komen in dit gedeelte van het verhaal niet voor. Lucas neemt niet de moeite om ons er over te vertellen. Een lid van het Sanhedrin en de vrouwen spelen de hoofdrol. Geen onbelangrijke vrouwen ook, want zij behoorden kennelijk tot de vaste volgelingen van Jezus van Nazareth. Tot in onze dagen doen kerken en Christenen nog wel eens of vrouwen op een tweede plaats horen maar dat is dus in strijd met de manier waarop de Bijbel ons verteld hoe God met mensen omgaat. De vrouwen beantwoorden de Liefde van Jezus van Nazareth voor de mensen tot in zijn graf toe. En dat mag dus ook, handen uit de mouwen en zorgen voor hen die zorg nodig hebben, tot in het graf desnoods. Als we dat van dit verhaal leren wordt het pas echt een Goede Vrijdag.